Uitleg argumenteren 1: argument, tegenargument en weerlegging
Uitleg argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Uitleg argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
Slide 1 - Slide
LESDOELEN
Lesdoel 1: Ik ben weer verder in mijn boek!
Lesdoel 2: Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten
Lesdoel 3: Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen
Slide 2 - Slide
Noteer minstens drie dingen die je nog weet over argumenteren
Slide 3 - Open question
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill. 'Het Nederlands verloedert' is...
A
Standpunt
B
Argument
Slide 4 - Quiz
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Feitelijk of waarderend argument? Jehova's getuigen mogen niet langer in het openbaar nieuwe leden werven, want deze mensen vallen anderen alleen maar lastig!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 11 - Quiz
Feitelijk of waarderend argument? Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 12 - Quiz
Feitelijk of waarderend argument? Het is beter om geen vlees te eten want heel veel dieren lijden pijn voordat ze gedood worden voor de vleesindustrie.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 13 - Quiz
Werken aan de nieuwe weektaak
- Argumenteren (cursus 6, p. 192) paragraaf 1: opdr. 1, 3, 4, 5 en 6
--> HW: 1, 3 en 4
Twee opties:
1) Je maakt het via de digitale methode. Voordeel: je hoeft geen foto's te maken van wat je gemaakt hebt, uitlegfilmpje erbij
2) Je maakt het in je schrift en levert een fotootje daarvan in teams in bij opdrachten
Slide 14 - Slide
Stelling:
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.
Slide 15 - Drag question
Stelling:
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk
argument
Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer
Slide 16 - Drag question
Stelling: Maastricht is een prima stad om een
excursie voor CKV te organiseren.
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken