Bij de persoonsvorm in de t.t. => 'lopen' invullen of schemaatje kennen.
Bij de persoonsvorm in de v.t. => laatste letter van de stam => in het kofschip x? => ja=> ik-vorm + te(n) nee?=> ik-vorm + de(n)
Bij het voltooid deelwoord => laatste letter van de stam => in het kofschip x? => ja? -t nee? -d Of maak het werkwoord langer in de verleden tijd. Dan hoor je of je een -t of -d moet gebruiken.