V5 29.1. Sophie 21, wh st ww, Schreiben

Willkommen!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Willkommen!

Slide 1 - Slide

Programm Mittwoch 29.1.
Vokabeln
Sophie 21
Wh sterke werkwoorden
Kapitel 8 Schreiben 

Slide 2 - Slide

Vokabelliste 1
Seite 109
1. Spalte


Slide 3 - Slide



Aantekeningen maken!!!

Schrijfopdracht...

Slide 4 - Slide

Hausaufgaben
S. 332
Aufg. 2

Slide 5 - Slide

Sterke werkwoorden

Slide 6 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 7 - Open question

Bij welke Duitse werkwoorden verandert er iets in de tegenwoordige tijd?

Slide 8 - Open question

Wat verandert er?

Slide 9 - Open question

Regel sterke werkwoorden met e
In de 2e en 3e persoon (du & er/sie/es) verandert
de "e" in de stam in "i" of "ie" 


Beispiel:  
ich helfe --> du hilfst/ er hilft 
ich sehe --> du siehst / er sieht 


Slide 10 - Slide

lesen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
liest
liest
lesen
lest
lesen
lese
lesest
liese
liesen
leest

Slide 11 - Drag question

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.


helfen


sehen
ich
helf - e
seh - e
du
hilf - st
sieh - st 
er/sie/es
hilf - t
sieh - t
wir
helf - en
seh - en
ihr
helf - t
seh - t 
sie/Sie
helf - en
seh - en
geholfen
gesehen

Slide 12 - Slide

Bij welke 3 werkwoorden met e in de stam wijkt de verandering af van de regel?

Slide 13 - Open question

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.


helfen


sehen


geben


nehmen


treten
ich
helf - e
seh - e
geb - e
nehm - e
tret - e
du
hilf - st
sieh - st 
gib- st
nimm - st
tritt - st
er/sie/es
hilf - t
sieh - t
gib - t
nimm - t
trit - t
wir
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
tret - en
ihr
helf - t
seh - t 
geb - t
nehm - t
tret - et
sie/Sie
helf - en
seh - en
geb - en
nehm - en
ret - en
geholfen
gesehen
gegeben
genommen
getreten

Slide 14 - Slide

(essen) Was ............ du am liebsten?

Slide 15 - Open question

(helfen) Mein Vater ............ mir immer bei den Hausaufgaben.

Slide 16 - Open question

(nehmen) ...... du eine Cola oder eine Fanta?

Slide 17 - Open question

Uitzonderingen
gehen > du gehst / er geht
stehen > du stehst / er steht
bewegen > du bewegst / er bewegt
krijgen GEEN e/i Wechsel.

Slide 18 - Slide

sterke werkwoorden
 met a in stam

Slide 19 - Slide

Sterke werkwoorden met a 
bij: du, er, sie, es 

 a -----> ä   
bijv. tragen: du trägst, er,sie,es trägt



Slide 20 - Slide

fahren
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
fahre
fährst
fahrt
fahren
fährt
fahren
fahrst
fähre
fähren

Slide 21 - Drag question

Sterke werkwoorden met a in stam t.t.


fallen


lassen
ich
fall - e
lass - e
du
fäll  - st
läss - st 
er/sie/es/man
fäll  - t
läss - t
wir
fall  - en
lass - en
ihr
fall  - t
lass - t 
sie/Sie
fall  - en
lass - en
gefallen
gelassen

Slide 22 - Slide

fallen - du ______
A
fällst
B
fallst
C
fällt
D
fallt

Slide 23 - Quiz

Welke 2 sterke werkwoorden krijgen ook een Umlaut?

Slide 24 - Open question

Regel

Geldt ook voor          laufen: du läufst, er,sie,es läuft
                                           stoßen: du stößt, er,sie,es stößt

Slide 25 - Slide

Kapitel 20 Literaturfragmente
Seite 222

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Lied   Roman
Seite 223
Aufgabe 1 

Slide 29 - Slide

HA für Dienstag 4.2. 
Lernen: Seite 109 VL 1, 2. Spalte

Machen: Seite 334 Aufg 5






Slide 30 - Slide