1.9 spelling

1.9 spelling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.9 spelling

Slide 1 - Slide

Welke leestekens ken je?

Slide 2 - Mind map

Wanneer zet je een punt?

Slide 3 - Open question

Wel een punt

  1.  einde mededelende zin
  2.  afkorting: na ieder afgekort woord. Woord wordt helemaal uitgesproken (n.a.v. ). 
        let op: havo en vwo 


Geen punt

  1.  einde zin na afkorting met een punt 
  2. Zin die al eindigt met een ander leesteken.  
  3. Zin die eindigt met merknaam met uitroepteken (Joop!)

Slide 4 - Slide

Typ de volgende afkorting goed over:
maw (met andere woorden)

Slide 5 - Open question

Typ de volgende afkorting goed over
NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)

Slide 6 - Open question

Wat is een beletselteken?

Slide 7 - Open question

Beletselteken
- Als een woord of zin niet wordt afgemaakt.
Jan riep: ‘Wacht even op m...’ Maar Anja hoorde hem al niet meer.

- Om een langere pauze aan te geven. 
Ik ... hou toch ... van jou!

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je de komma?

Slide 9 - Mind map

komma
- Tussen twee werkwoorden bij een samengestelde zin

- Meestal voor voegwoorden (maar, omdat, zodat, etc.)

- Tussen delen van een opsomming (een rode, zachte en grote poef)


Slide 10 - Slide

Plaats in de volgende zin komma's:
Ik heb zin in de vakantie omdat ik dan niet aan komma's hoef te denken.

Slide 11 - Open question

Waar zet je de komma? Noteer alleen het woord voor de komma met de komma erachter.

Nu ik er langer over nadenk vind ik het geen gek idee.

Slide 12 - Open question

Een komma is belangrijk...

Slide 13 - Slide

Puntkomma
Met een puntkomma  geef je aan dat de delen voor en na de puntkomma bij elkaar horen. 



Tussen 2 zinnen die heel nauw met elkaar samenhangen
Frank was laat; zijn fiets bleek gestolen. 
Iedereen heeft het proefje gedaan; Jesse is alleen de resultaten vergeten te noteren. 
In een opsomming. 
Let op: aan het eind van de opsomming schrijf je een punt. 
Ons weekmenu bestaat uit:
- aspergesoep;
- gestoofde aardappels uit de oven;
- langzaam gegaard stoofvlees. 

Slide 14 - Slide

Plaats de puntkomma op de juiste plek in de zin. Schrijf alleen het woord voor de puntkomma op en de puntkomma zelf:
Sep heeft een baantje in het zwembad hij wil later badmeester worden.

Slide 15 - Open question

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

ik heb veel geleerd deze les namelijk hoe je punten komma's en puntkomma's gebruikt

Slide 16 - Open question

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 17 - Open question

Uitlegfilmpje dubbele punt en aanhalingstekens
Zie online methode


Slide 18 - Slide

Dubbele punt
Als aankondiging van een opsomming
Dit ga je doen: 
- je opent de colafles;
- je voegt de Mentos toe. 
Als aankondiging van een uitleg of een voorbeeld.
Let op: geen hoofdletter na dubbele punt
Je kunt kiezen: je werkt in een groepje van drie of je werkt alleen. 
Als aankondiging van een citaat. 
Let op: je schrijft wel een hoofdletter. 
Carola zegt: 'Laat mij maar alleen werken, daar houd ik van.'

Slide 19 - Slide

Aanhalingstekens
Bij citaten
'Luister naar me!' riep tante Bea.
Pieter zei: 'Ik hoor je niet.'
'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?'
'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je nadruk wilt leggen op een woord of zin. 
Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een ironische manier (spottend) gebruikt wordt.
Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.

Bij directe rede
'Three, two, one - we have a lift off,' galmde de stem in de controlekamer.
Bij een zelfbedacht woord
Om mensen aan het lezen te houden, wordt literatuur soms 'verstript'.

Slide 20 - Slide

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

De kleuter schreeuwde naar zijn vader, Ik wil niet naar bed?

Slide 21 - Open question

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens en hoofdletters op de juiste plek.

ik hou niet van appeltaart zei ik

Slide 22 - Open question

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

Je hebt de keuze je gaat luisteren of je verlaat het lokaal.

Slide 23 - Open question

Welk dicteewoord is juist gespeld?
A
cappucino
B
luxueus
C
verukkelijk
D
kostenloos

Slide 24 - Quiz

Welk dicteewoord is juist gespeld?
A
pannenkoek
B
altans
C
sms-en
D
hartelust

Slide 25 - Quiz