V3 Grammatica 3 zinsdelen


Welkom V3T!



Grammatica 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Welkom V3T!



Grammatica 

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 15 minuten lezen
  2. Wat is er blijven hangen van grammatica jaar 1?
  3. Grammatica jaar 2
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

15 minuten lezen
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Wat is de structuur van het Nederlands?
A
pv - ow - andere zinsdelen
B
andere zinsdelen - ow - pv
C
andere zinsdelen - pv - ow -
D
ow - pv - andere zinsdelen

Slide 4 - Quiz

Welke overeenkomsten zijn er tussen de Romaanse talen?
A
bn staan vaak achter het zn
B
de pv en het ond zijn vaak samen gepakt
C
de zinnen zijn lang
D
het ond is vaak niet duidelijk in de zin

Slide 5 - Quiz

Welke overeenkomsten zijn er tussen de Germaanse talen?
A
bnw staan vaak voor het znw
B
de pv en het ond zijn vaak samen gepakt
C
je kunt hele lange zinnen maken door telkens zinsdelen toe te voegen
D
het ond is vaak niet duidelijk in de zin

Slide 6 - Quiz

Waarom is woordjes stampen niet hetzelfde als een taal leren?

Slide 7 - Mind map

Redekundig ontleden 

Doel: Je leert hoe je verschillende zinsdelen herkent in een zin.

Slide 8 - Slide


Wat is taalkundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 9 - Quiz


Wat is redekundig ontleden?
A
Je kijkt naar de soort woorden
B
Je kijkt naar de functie van woorden

Slide 10 - Quiz


Wat hoort bij redekundig ontleden?
A
zelfstandig naamwoord
B
onderwerp
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 11 - Quiz

Welke zinsdelen heb je geleerd op de basisschool, in klas 1?

Slide 12 - Mind map

Alle zinsdelen op een rijtje
  • Persoonsvorm (pv)
  • Onderwerp (ow)
  • Werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Naamwoordelijk gezegde (nwg: nd & wd)
  • Lijdend voorwerp (lv)
  • Meewerkend voorwerp (mv)
  • Bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 13 - Slide


Wat is de juiste volgorde van ontleden?
A
pv gez ow andere zinsdelen
B
ond pv gez andere zinsdelen
C
gez pv andere zinsdelen ow
D
gez pv ow andere zinsdelen

Slide 14 - Quiz

Verdeel de zin in zinsdelen.

Welke zin is goed?
A
De / meisjes / liepen / gisteren/ over straat.
B
De meisjes / liepen / gisteren /over straat.
C
De meisjes / liepen / gisteren / over / straat.
D
De meisjes liepen / gisteren over straat.

Slide 15 - Quiz

Verdeel de zin in zinsdelen.

Welke zin is goed?
A
Onze kat / is helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.
B
Onze kat / is / helaas / deze zomer / overleden aan ouderdom.
C
Onze kat / is / helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.
D
Onze kat is / helaas / deze zomer / overleden / aan ouderdom.

Slide 16 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

Johan wil graag een zoen geven aan Lisa.
A
3
B
5
C
4
D
6

Slide 17 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?

De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 18 - Quiz


Hoeveel zinsdelen heeft de basiszin van 'versturen'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz


Hoeveel zinsdelen heeft de basiszin van 'paardrijden'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Je kunt met die app gemakkelijk 1 gigabyte ruimte vrijmaken in het geheugen van je smartphone.

Wat is 'met die app' voor zinsdeel?

A
onderwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
bijvoeglijke bepaling
D
lijdend voorwerp

Slide 21 - Quiz

Ik heb een hekel aan zinnen ontleden.

Wat is 'heb ontleden' voor zinsdeel?
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 22 - Quiz

Valentijn kan goed ontleden.

Wat is 'kan ontleden' voor zinsdeel?
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 23 - Quiz

Ik weet dat niet.

Wat is 'dat' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 24 - Quiz

Er wordt je regelmatig een vraag ter bevestiging gesteld.

Wat is 'je' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 25 - Quiz

Ze zeggen weinig onder het eten.

Wat is 'onder het eten' voor zinsdeel?
A
meewerkend voorwerp
B
naamwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 26 - Quiz

De hond lag toen in de tuin te slapen.

Wat is 'toen' voor zinsdeel?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Quiz

Ontleed onderstaande zin.

Die persoon moet veel fantasie hebben.
A
pv ond lv wwg
B
ond pv mv wwg
C
ond pv lv wwg
D
ond wwg lv pv

Slide 28 - Quiz

Ontleed onderstaande zin.

Ik hoop het.
A
pv ond lv
B
ond pv mv
C
ond pv lv
D
ond wwg lv

Slide 29 - Quiz

Alle zinsdeelstukken op een rijtje
  • Bijvoeglijke bepaling (bvb)
  • BvB: voegt extra informatie bij een zn. in een zinsdeel en staat direct voor of achter dat zn. 
  • Bijstelling is een bijzonder soort van bvb en staat altijd tussen twee komma's/ een komma en een punt. 

Hebben jullie het vorig jaar al gehad over zinsdeelstukken? 

Slide 30 - Slide

Bepaling van gesteldheid 
De bepaling van gesteldheid is een zinsdeel dat deels bij het onderwerp of het lijdend voorwerp hoort én deels bij het werkwoord (of de werkwoorden) in de zin.
‘De taart smaakt geweldig!’
(Hoe+ gz. + ow)

Slide 31 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: aanstaande vrijdag
  • Huiswerk: -opdracht 1 /7 van redekundig ontleden
  • Meenemen: LAPTOP,  leesboek , schrift, pen en boek, huiswerk
  • Programma: grammatica 
  • Het debat (de groepen zijn gemaakt) 


Slide 32 - Slide