Lesmoment 32 Mavo 3 L 3B

Welcome

Welkom allemaal!
Grab your Laptop & Workbook!!
timer
1:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welcome

Welkom allemaal!
Grab your Laptop & Workbook!!
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Welcome to English class! 
Lessonplan
  • E Writing & Grammar 
  • Adverbs & Adjectives
  • Adverbs of frequency
  • Complete exercises from the workbook

Slide 2 - Slide

Lesson goals 
At the end of this lesson...
  • ... I understand what Adverbs are and can use them.
  • ... I understand what Adjectives are.
  • ... I have completed exercises from the workbook.

Slide 3 - Slide

Adjectives and adverbs
Adjectives = Bijvoeglijke naamwoorden
  • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord of persoon, dier of ding
    She is beautiful, what a beautiful horse,...
Adverbs = Bijwoorden
  • Zegt iets over een werkwoord (hoe iets gebeurt), of een bijvoeglijk naamwoord, of een ander bijwoord. Het gaat dan om 'hoe'.
    She danced beautifully. He is very succesful. He moved quickly

Als het niet iets zegt over een zelfstandig naamwoord is het dus een bijwoord

Slide 4 - Slide

Adverbs ending in -Y
For adjectives that end in -y, we remove the -y and add -ily:
crazy  -  crazily 
happy  -  happily


Adverbs ending in -LE
For adjectives that end in a + le we remove the -e and add -y:

terrible  -  terribly 
horrible  -  horribly


Adverbs ending in -IC
If the adjective ends in -ic, we add -ally:

ironic  -  ironically
enthusiastic  -  enthusiastically
realistic  -  realistically
Except: public  -  publicly

Irregular Adverbs
Some adverbs are irregular:
 

fast - fast     The man drives very fast (quickly).
good - well   You speak English very well.
Long-long not longly
Low-low


Slide 5 - Slide

Wat is een "adverb"?
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quiz

Wat zijn bijvoegelijk naamwoorden (adjectives)?
A
Dat zijn woorden waar je de, het of een voor kunt zetten.
B
Die zeggen iets over een zelfstandig naamwoord.
C
Die geven aan hoeveel er van iets is.
D
Dat zijn woorden als yesterday, tomorrow, three weeks ago etc.

Slide 7 - Quiz

Which ones are examples of adjectives?
A
run, play, sing, go
B
I, you, he, she, we, they
C
red, big, nice, cute
D
first, second, third

Slide 8 - Quiz

Adverbs of frequency to tell how often/regularly something happens
- voor ww. : Sometimes, Always, Never, Usually, Often, Hardly ever
We sometimes LISTEN to the teacher.

- na ww. : when main verb is TO BE
We ARE hardly ever quiet in class.

Slide 9 - Slide

Waar staan adverbs of frequency?
You always walk to school             -> komt voor het werkwoord

I am sometimes late for school  -> komt na het werkwoord to be

I have never walked to school    -> komt tussen 2 w.w.

Slide 10 - Slide

Adverbs of frequency
Adverbs of frequency

Slide 11 - Slide

Wat zijn adverbs of frequency?
A
am / is / are / was / were
B
always / never / often
C
work / play / eat
D
to be / was were / been

Slide 12 - Quiz

En nu zelf aan de slag!
Complete exercises from the workbook
Exercise 49, 50, 51, 52, 53
HW: H speaking & stones
Klaar?
SlimStampen GRAMMAR 9 A/B

Slide 13 - Slide