This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Wat is
maatschappijleer?
Slide 1 - Slide
Wat leer je volgens jou bij maatschappijleer?
Slide 2 - Mind map
Wat leer je bij maatschappijleer?
Over de Nederlandse maatschappij
School, werk, politiek en jouw plek: hoe het allemaal gaat/werkt in Nederland
Allerlei zaken die vanzelsprekend zijn, lijken en vaak bij andere vakken niet aan bod komen
Discussiëren - argumenteren - feit - het opstellen van een mening
Slide 3 - Slide
Lesdoelen
Introductie Maatschappijleer
Samenleven en regels
Uitleg hoe maak een schematische samenvatting
Slide 4 - Slide
Samenleven
Maatschappijleer gaat over de samenleving
Samenleven doe je in grote en kleine groepen, zoals met je klasgenoten of in je buurt
Deze kleine groep mensen in je omgeving zie je regelmatig. Dit noemen we: sociale omgeving
Slide 5 - Slide
Samenleven
Samenleven doen we ook een grotere groep
In Nederland leven wij bijvoorbeeld samen met miljoenen mensen.
Zo'n grotere groep heet de maatschappij
Slide 6 - Slide
Je hebt anderen nodig
Mensen zijn afhankelijk van elkaar: school, winkels, je sociale omgeving
Omdat mensen met miljoenen samenleven én omdat we afhankelijk zijn van anderen, moeten er afspraken zijn
Slide 7 - Slide
Samenleven kan
niet zonder regels
Slide 8 - Slide
Gedragsregels
Regels die je automatisch toepast en vanzelfsprekend vindt
Zijn zelden opgeschreven
Hebben vaak met fatsoen te maken: fatsoensregels
Bijvoorbeeld: iemand een hand geven of opstaan in een volle bus voor iemand die slecht te been is
Slide 9 - Slide
Wetsregels
Regels die in wetten zijn vastgelegd.
Deze regels zijn opgeschreven
Bijvoorbeeld: niet door rood fietsen of je verdient het minimumloon als je werkt
Slide 10 - Slide
Wat is een ander woord voor de maatschappij:
A
Belangengroep
B
Sociale omgeving
C
Overheid
D
Samenleving
Slide 11 - Quiz
Welke stelling is juist? 1. Bij maatschappijleer bereid je je voor op deelname aan de samenleving. 2. Maatschappijleer sluit goed aan bij opleidingen in de zorg en bij de politie.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 12 - Quiz
Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het om een wetsregel?
A
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw
B
Bij het concert sluit je achteraan in de rij
C
Je bedankt de leraar na de les
D
Je gaat naar school
Slide 13 - Quiz
Welke stelling is juist? 1. Jouw sociale omgeving wordt gevormd door mensen die je kent en waarmee je dingen samen doet.
2.Maatschappij is een ander woord voor sociale omgeving.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 14 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een wetsregel?
A
Na toiletbezoek je handen wassen
B
Geen afval op straat gooien
C
Op de buitendeuren moeten goede sloten zitten
D
In restaurants geef je een fooi
Slide 15 - Quiz
Een voorbeeld van een groep uit je je sociale omgeving is:
A
Je ouders
B
De politie van je stad
C
Je teamgenoten bij de voetbalclub
D
Je broer en zus
Slide 16 - Quiz
Samenvatting
Stel hoofdzaken vast: onderwerp, deelonderwerpen
Vat samen in steekwoorden
Noteer steekwoorden overzichtelijk
Geef de verbanden tussen onderdelen aan met tekens
Zet opsommingen onder elkaar
Slide 17 - Slide
Noem 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 18 - Open question
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen