Nieren filteren het bloed van giftige, overbodige en overtollige stoffen
Hiernaast is een rundernier te zien
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5
This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Items in this lesson
Nieren
Nieren filteren het bloed van giftige, overbodige en overtollige stoffen
Hiernaast is een rundernier te zien
Slide 1 - Slide
Toevoer en afvoer
Er lopen 3 ''gangen'' door de nier. 2 hiervan zijn aders, de ander is de urineleider (buis 2).
Het bloed dat van het hart komt, gaat via de nierslagader de nier in (buis 3). Vanuit hier stroomt het bloed naar kleinere slagaders die uitkomen bij de de nefronen. Het bloed verlaat de nier via de nierader (buis 1).
1
2
3
Slide 2 - Slide
Nierslagaders
De nierslagaders brengen bloed naar de nieren. Het heeft een toevoerende functie. De nieren filtreren daar water met opgeloste stoffen uit. De filtratie vindt
plaats in de buitenste laag van de nieren:
de nierschors. Ook wordt het diepere deel
van de nier, het niermerg, gebruikt om
urine te maken uit voorurine.
Slide 3 - Slide
Nierader
Nadat het bloed gezuiverd is, wordt
het via de nierader terug naar de
organen in het lichaam gebracht.
De nierader heeft een afvoerende functie.
Slide 4 - Slide
Urineleider
Door de nier gevormde urine gaat
via de urineleider naar de urineblaas.
Via de urinebuis verlaat urine je
lichaam.
Urinebuis heeft een afvoerende functie.
Slide 5 - Slide
Binas tabel 85 A
Slide 6 - Slide
Nefronen
Het bloed stroom vanuit het bloed naar steeds kleinere slagaders die uitkomen bij de nefronen.
Nefronen bevinden zich in een bundel zoals hiernaast.
Slide 7 - Slide
Ligging van de nefronen in de nier
Cortex = schors
Medula = merg
Artery = slagader
Vein = ader
Slide 8 - Slide
De glomerulus evindt zich binnen het kapsel van Bowman.
Het uitgefilterde voorurine komt hier terecht.
Dit stroomt vervolgens door het eerste gekronkelde nierbuisje (proximale tubules)
Dan door de lus van henle
Als laatst door het tweede gekronkelde nierbuisje (distale tubules)
De glomerulus bevindt zich binnen het kapsel van Bowman, daar wordt het voorurine gefilterd.
Dit stroomt vervolgens door het eerste gekronkelde nierbuisje (proximale tubulus).
Dan door de lus van Henle.
Als laatst door het tweede gekronkelde nierbuisje (distale tubulus) voordat het in een verzamelbuis komt.
Inhoud nefronen
Slide 9 - Slide
Binas tabel 85 A
Binas tabel 85 A
Op deze manier ligt een nefron in het lichaam. Hierna zie je hoe het schematisch eruitziet.
Slide 10 - Slide
Efferent = afvoerende bloedvat
Afferente = toevoerende bloedvat
Proximale tubulus = eerste gekronkelde buis
Distale tubulus = tweede gekronkelde buis
Collecting duct = verzamelbuis
F = filtratie: de glomerulus filtreerd het bloed en dit gaat naar de lumen.
S = secretie: stoffen worden toegevoegd uit het bloed aan de lumen.
R = reabsorptie: gefilterde stoffen in de glomerulus worden weer terug in het bloed gereabsorbeerd vanuit het lumen.
E = excretie: deze stoffen worden uitgescheiden door de blaas.
Slide 11 - Slide
Aorta-> nierslagader -> kleinere slagaders -> nefronen-> glomerulus (in kapsel van Bowman) -> eerste gekronkelde nierbuisje (proximale tubulus) -> lus van Henle (lis van Henle) -> tweede gekronkelde nierbuisje (distale tubulus) -> verzamelbuisje -> urineleider -> urineblaas
Weg van het bloed tot urine
Slide 12 - Slide
Transportprocessen
In de nierbuisjes gaan stoffen uit de voorurine weer terug naar het bloed. De stoffen passeren 4 celmembranen met transportprocessen. Kan gaan om:
gefaciliteerd transport (via eiwitpoorten)
actief transport (eiwitpoorten)
passief transport (eiwitpoorten),
osmose (waterkanalen)
Slide 13 - Slide
Transportprocessen
In de nierbuisjes gaan stoffen uit de voorurine weer terug naar het bloed. De stoffen passeren 4 celmembranen met transportprocessen. Kan gaan om:
gefaciliteerd transport (via eiwitpoorten)
actief transport (eiwitpoorten)
passief transport (eiwitpoorten),
osmose (waterkanalen)
Antiport kan twee verschillende moleculen of ionen tegelijk in tegengestelde richtingen over het membraan transporteren.
Symport kan twee soorten moleculen of ionen tegelijk in dezelfde richting over het membraan te transporteren.
Slide 14 - Slide
Een combinatie van 2 processen is cotranspoort.
Als beide processen dezelfde kant op gaan, heet het symport.
Gaan ze tegen elkaar in heet het antiport.
Actief transport gaat tegen de concentratie in en kost energie. Bij cotransport lift de stom mee aan actief transport, zonder dat dit extra energie kost. Dit heet secundair actief transport.
Combinatie van 2 processen -> cotranspoort.
Beide processen dezelfde kant op -> symport.
Gaan ze tegen elkaar in -> antiport.
Actief transport gaat tegen de concentratie in en kost energie, ATP. Bij cotransport lift de stof mee aan actief transport, zonder dat dit extra energie kost. Dit heet secundair actief transport.
Slide 15 - Slide
Vormen van urine in 7 stappen
Slide 16 - Slide
Stap 1: voorurine
Ontstaat in kapsel van Bowman.
De aanvoerende (afferente) slagader van de glomerulus heeft een grotere diameter dan de afvoerende (efferente), wat de bloeddruk verhoogt.
Verhoogde bloeddruk geeft extra filtratie: ultrafiltratie.
afferent
efferent
Slide 17 - Slide
Stap 2: reabsorptie
De nierbuisjes halen waardevolle stoffen terug uit de urine.
Eerste gekronkelde nierbuisje verzorgt dit proces, reabsorptie.
Water volgt door osmose geholpen door de colloïd osmotische waarde.
De stoffen gaan vanuit het nierbuisje naar een haarvat dat er tegenaan ligt.
Colloïd osmotische waarde = drukverschil binnen en buiten een bloedvat van verschillende concentratie als gevolg van osmose
Slide 18 - Slide
Binas tabel 85 C
Slide 19 - Slide
Stap 3 en 4: lus van Henle
Dalende en stijgend deel bepalen samen de hoeveelheid water in de urine.
Dalend been bevat veel waterkanalen, maar laten geen ionen door -> volume voorurine daalt, osmotische waarde stijgt.
Stijgende deel geeft Na+ en Cl- ionen af -> osmotische waarde daalt weer.
Ontstaat een concentratiegradiënt in niermerg waardoor water afgegeven wordt aan dalend been.
Slide 20 - Slide
Stap 5: hoeveelheid ionen
Hangt af van het hormoon aldosteron.
ADH reguleert de hoeveelheid urine en de concentratie daarvan. Het beïnvloedt ook de zoutconcentraties in het bloed.
In het tweede gekronkelde buisje regelt aldosteron dat K+-ionen uit het bloed naar het voorurine gaan.
In de verzamelbuis regelt het dat Na+- en Cl--ionen terug naar het bloed gaan, water volgt door osmose.
Bloedvaten rond tweede gekronkelde nierbuisje geven H+-ionen af aan voorurine en nemen HCO3--ionen op. Dit beïnvloedt de zuurgraad van het bloed en de urine.
Bij te lage concentratie ionen in het bloed ontstaat een te lage osmotische waarde, wat leidt tot meer urineafgifte. Je nieren geven dan het hormoon renine af.
Slide 21 - Slide
Binas tabel 89 A: aldosteron en ADH
Slide 22 - Slide
Stap 6: hoeveelheid water
Hangt af van de regeling door het hormoon ADH.
ADH wordt gemaakt bij een te laag bloedvolume.
ADH stimuleert transport van extra waterkanalen naar het celmembraan.
Afgifte van ureum verhoogt de osmotische waarde in het niermerg, water volgt door osmose.
ADH neemt toe -> extra opname water uit voorurine dus minder water in urine
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Stap 7: urine
Definitieve urine bevat water met ureum, ammonium, andere ionen en diverse andere stoffen afhankelijk van de aanvoer uit het bloed
Slide 25 - Slide
Stroomrichting
De stroomrichting in het bloed rond de lus van Henle is tegensteld aan die van de voorurine.
Dit tegenstroomprincipe zorgt ervoor dat het bloed langs het dalende been van de lus van Henle water opneemt en Na+ en Cl- afgeeft.
Dalend haarvat geeft water af en neemt Na+ en Cl- op rond het stijgende been van de lus van Henle.
Slide 26 - Slide
Tegenstroom
Slide 27 - Slide
Renine
Renine leidt in het bloed tot de omzetting van angiotensinogeen uit de lever tot angiotensine I.
In de longen vindt omzetting van angiotensine II, dat de afgifte van aldosteron stimuleert.
Aldosteron zorgt voor een verhoogd zoutcontratie in het bloed en een lagere bloeddruk.
Dit bevorderd afgifte van ADH en terugresorptie van water.
Slide 28 - Slide
Binas tabel 85 D
Slide 29 - Slide
The end
(misschien voor een kitkat chunky ;))
Tot zover de theorie
Nu komen er een paar vragen
Slide 30 - Slide
Combineer het onderdeel met het juiste cijfer
nierslagader
urineleider
nierslagader naar bijnier
nierader
Slide 31 - Drag question
Bij een proefpersoon wordt extra water aan het bloed toegevoegd. Welk gevolg zal dit hebben voor de osmotische waarde van de voorurine en die van de urine:
De osmotische waarde van de voorurine .....1..... De osmotische waarde van de urine ......2......
A
1 = stijgt
2 = stijgt
B
1 = stijgt
2 = daalt
C
1 = daalt
2 = daalt
D
1 = daalt
2 = stijgt
Slide 32 - Quiz
Het antidiuretisch hormoon (ADH) bevordert de resorptie van water in de nieren. Indien er meer ADH hormoon aanwezig is dan normaal, dan zal er ...
A
meer voorurine en meer urine dan normaal gevormd worden
B
minder voorurine en minder urine dan normaal gevormd worden
C
evenveel voorurine en meer urine dan normaal gevormd worden
D
evenveel voorurine en minder urine dan normaal gevormd worden
Slide 33 - Quiz
Welke pijl geeft de terugresorptie aan en welke de ultrafiltratie?
A
1 en 3
B
2 en 1
C
3 en 2
D
2 en 4
Slide 34 - Quiz
Bekijk binas: waar in de lis van Henle is het concentratieverschil met het bloed het grootst
A
aan het begin
B
aan het eind
C
bij eerste gekronkelde nierbuisje
D
bij tweede gekronkelde buisje
Slide 35 - Quiz
glomerulus
Lis v Henle
Verzamelbuis
slagader
ader
Slide 36 - Drag question
Waar in het nefron vindt de actieve terugresorptie van vocht uit de voorurine plaats?
A
glomerulus
B
lus van Henle
C
kapsel van Bowman
D
nierbekken
Slide 37 - Quiz
Hierna volgen een paar filmpjes die je nog zou kunnen kijken