H3 Chapitre 2 les 6 (P.C.)

Bonjour H3

Strasbourg 

1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Bonjour H3

Strasbourg 

Slide 1 - Slide

Programme
Révision; cours la semaine dernière
Corriger les devoirs
Grammaire: passé composé
Travail individuel

Slide 2 - Slide

Où se trouve Strasbourg?
A
dans le nord de la France
B
dans de nord-ouest de la France
C
dans le sud-ouest de la France
D
dans le nord-est de la France

Slide 3 - Quiz

Quelles langues est-ce qu'on parle a Strasbourg?
A
l'allemand, le français et le néerlandais
B
le français, l'alsacien et l'allemand.
C
le luxembourgeois, le français et l'alsacien
D
l'allemand, l'alsacien et l'italien

Slide 4 - Quiz

(venir , présent) Ils ..... dans 3 semaines
A
viennent
B
venaient
C
vient
D
venient

Slide 5 - Quiz

Madame, vous ......... prof de français?(devenir, passé composé) =
A
vous deveniez
B
vous êtes devenue
C
vous êtes devenu
D
vous devenues

Slide 6 - Quiz

26c
1.p.c  2. présent 3. futur
4.p.c. 5. imparfait 6.présent
26d
1. tu venais
2. nous revenons
3. Nathan est venu
4. Vous viendrez
5. Ma mère est devenue
6. Elle venait
36a
1. Jullie allemaal
2. Wilt u Strasbourg bezoeken?
3. Voor kerstliefhebbers, Voor dierenliefhebbers, Voor de sportievelingen, voor shopliefhebbers, voor liefhebbers van de politiek
36b
De kerstmarkt, parc l'Orangerie (zoo), parc Zimmer, Centre commercial les Halles, le parlement Européen.
37a
1.A 2.B 3.A, 4.B

Slide 7 - Slide


Slide 8 - Slide

Passé composé

Slide 9 - Mind map


Voltooid verleden tijd
Ik heb gedaan
Wij zijn gearriveerd
Hij heeft gewerkt
J'ai fait
Nous sommes arrivés
Il a travaillé

Slide 10 - Slide


Ik heb gedaan
Wij zijn gearriveerd

J'ai fait
Nous sommes arrivés

Passé composé = twee

Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
(être/avoir)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Stap 1
In principe gebruik je het hulpwerkwoord AVOIR

Tenzij het werkwoord staat in
'maison d'être'. Dan gebruik je ÊTRE

Slide 13 - Slide


Deze werkwoorden hebben in de passé composé het hulpwerkwoord

ÊTRE

Slide 14 - Slide

Het werkwoord partir
heeft in de p.c. het hulpwerkwoord ....
A
avoir
B
être

Slide 15 - Quiz

Het werkwoord arriver
heeft in de p.c. het hulpwerkwoord ....
A
avoir
B
être

Slide 16 - Quiz

Het werkwoord dormir
heeft in de p.c. het hulpwerkwoord ....
A
avoir
B
être

Slide 17 - Quiz

Stap 2
Het voltooid deelwoord
bij regelmatige w.w.

parler -> parlé (gepraat)
vendre -> vendu (verkocht)
choisir -> choisi (gekozen)

Slide 18 - Slide

Stap 2
Het voltooid deelwoord
bij onregelmatige w.w. (selectie)

être -> été (geweest)
avoir -> eu (gehad)
faire -> fait (gedaan/gemaakt)
prendre-> pris (genomen)
venir -> venu (gekomen)

Slide 19 - Slide

Stap 1+2
Je...... (arriver) = aankomen

1. arriver-> hulp w.w. être
    Je suis
2. arriver-> arrivé
   Je suis arrivé

Slide 20 - Slide

Stap 1+2
Mes copains...... (faire) = doen

1. faire-> hulp w.w. avoir
    Mes copains ont
2. faire-> fait
    Mes copains ont fait

Slide 21 - Slide

Stap 1+2
Le prof...... (finir) = eindigen

1. finir-> hulp w.w. .......
    Le prof ........
2. finir-> .........
    Le prof .......  .......

Slide 22 - Slide

Zet in de P.C Il .....(aller=gaan)

Slide 23 - Open question

Zet in de P.C Tu .....(attendre= wachten)

Slide 24 - Open question

Zet in de P.C Nous .....(avoir= hebben)

Slide 25 - Open question

Stap 3
e -> v ev    s-> m mv    es->v mv

Je suis arrivé(e)
Tu es arrivé(e)
Il est arrivé
Elle est arrivée
Nous sommes arrivé(e)s
Vous êtes arrivé(e)(s)
Ils sont arrivés
Elles sont arrivées

Slide 26 - Slide

Lisa et Luuc, vous.......(rentrer) tard?
A
êtes rentré
B
avez rentrés
C
sommes rentrées
D
êtes rentrés

Slide 27 - Quiz


Devoirs 

Faire exercices 30,31 (31d niet)

Apprendre: bloc I

Slide 28 - Slide