11.4 Je lijkt op -


11.4 Je lijkt op.......
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson


11.4 Je lijkt op.......

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
je weet:
-waardoor je op je ouders lijkt.
-hoe eigenschappen worden doorgegeven.
-hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vanaf welk moment zijn meisjes en jongens vruchtbaar?
A
Meisjes ongeveer vanaf eerste menstruatie. Jongens hun hele leven.
B
Meisjes en jongens hun hele leven.
C
Meisjes ongeveer vanaf eerste menstruatie. Jongens vanaf hun eerste zaadlozing.
D
Jongens vanaf hun eerste zaadlozing. Meisjes hun hele leven.

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Waar zit jouw bouwbeschrijving
Chromosomen: draden in de kern van elke cel.

Je hebt 23 chromosomenparen, 23 van je vader en 23 van je moeder. Er zitten dus 46 chromosomen in elke cel.

Alle chromosomen samen noem je het genoom.

Chromosomen bestaan uit DNA.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Waar zit jouw bouwbeschrijving
Alle chromosomen netjes gerangschikt per paar.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

DNA(deoxyribonucleïnezuur)
DNA: stof waaruit je chromosoom bestaat
DNA bevat alle informatie om jou te maken
De informatie op het DNA is verdeeld in stukjes: de genen. Bijv voor haarkleur, oogkleur, etc.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waardoor lijk je op je ouders?

In voortplantingscellen  zitten 23 chromosomen,

Wanneer de kern van de eicel en de kern van de
zaadcel (de bevruchting) samensmelten,
heb je 2 x 23 = 46 chromosomen. 

Je krijgt dus de helft van de chromosomen van
je vader en de helft van je moeder.
Omdat de eigenschappen in deze chromosomen
zitten lijk je dus op je vader en op je moeder.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Ben je een jongen of een meisje?

Alle chromosomen hebben een 'partner' en vormen samen een paar.
Je hebt dus 46 chromosomen en 23 chromosoomparen.

22 van deze paren zijn nagenoeg hetzelfde.
Het 23e paar kan twee vormen hebben: een X-vorm en een Y-vorm.
XX = het een vrouw.
XY = het een man.
De X en Y chromosomen noem je geslachtschromosomen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Ben je een jongen of een meisje?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

Wat is de kans op een jongen of een meisje. In de vorige paragraaf hebben we het gehad over de geslachtschromosomen, hier staat de informatie voor jongens of voor meisjes op. Vrouwen zijn altijd Homozygoot voor deze chromosomen. (XX) en mannen zijn altijd XY. De zaadcellen van de man bevatten daardoor of een X of een Y chromosoom. Het is 50% kans welke de eicel bevrucht. De X is het een meisje, de Y is het een jongen. 
Genotype en fenotype
Op het DNA staat informatie over verschillende onderdelen: de genen. Bijv. haarkleur, oogkleur, etc.

Een gen wordt gebruikt om een specifiek eiwit te maken.

Het eiwit wordt gebruikt om iets te maken. Bijv. een pigment voor jouw haarkleur.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Genotype en fenotype
De informatie op het gen kan net een beetje verschillen.

Daardoor wordt er een ander eiwit gemaakt.

Hierdoor kan je een andere haarkleur hebben.

De verschillende versies van een gen, noem je een allel of allelen. Een allel is een bepaalde variant van een gen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Genotype en fenotype
De informatie op jouw genen noem je je genotype.

Wat je ziet van een bepaalde eigenschap noem je je fenotype.
Bijv. blauwe ogen, bruine ogen, haartype, wel bepaalde ziekte of niet, etc.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

  • Eigenschappen als oog- en huidskleur worden door je chromosomen (dus je DNA) bepaald.  Dit zijn erfelijke eigenschappen.
  • Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg.
  •  Niet-erfelijke eigenschappen  worden helemaal bepaald door je omgeving.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aangeboren aandoeningen
Sommige baby's geboren met een afwijking of aandoening.
Aangeboren aandoeningen kunnen door verschillende oorzaken ontstaan:
  • "Fout" in chromosomen of genen
  • Te veel chromosomen: syndroom van Down (vader of moeder geeft 2x chromosoom 21. Hierdoor zijn er daarvan uiteindelijk 3 ipv 2)
  • Genen zijn beschadigd


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Welke geslachtschromosomen hebben jongens?
A
XX
B
XY
C
YY

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Paars haar hebben.
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Heel creatief zijn
A
Erfelijk
B
Aangeboren
C
Aanleg

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Een allel is een variant van een.......
A
fenotype
B
DNA
C
gen
D
chromosoom

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions