VWO 3 chapitre 2 C Grammaire

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

PROGRAMME
  • Correction des devoirs
  • Les buts
  • C Grammaire
  • Au travail

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Correction des devoirs

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Les buts
  • Ik weet wat het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp is in het Frans.

  • Ik kan het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp toepassen in een Franse zin.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

C Grammaire
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

C Grammaire
Gewoonlijk kun je een meewerkend voorwerp herkennen aan het woord aan in het Nederlands
en aan à / au / aux  in het Frans

Meewerkend voorwerp
Nederlands              Frans          
aan                    à / au / aux
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

C Grammaire
Voorbeeld:
Zij geven zakgeld aan Gabrielle.
Ils donnent de l'argent de poche à Gabrielle.

Meewerkend voorwerp
Nederlands              Frans          
aan                    à / au / aux
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

C Grammaire
Voorbeeld:
Zij geven zakgeld aan Gabrielle.
Ils donnent de l'argent de poche à Gabrielle.

Vervangen:
Zij geven haar zakgeld.
Ils lui donnent de l'argent de poche.
Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 8 - Slide

Staat voor het werkwoord,
als er een heel werkwoord in de zin staat dan staat het voor het hele werkwoord.
C Grammaire
Welke woorden gebruik jij hiervoor?
mij   =   me / m'
jou   =   te / t'
hem/haar   =   lui
ons   =   nous
u/jullie   =   vous
hun   =   leur

Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 9 - Slide

Staat voor het werkwoord,
als er een heel werkwoord in de zin staat dan staat het voor het hele werkwoord.
C Grammaire
Het persoonlijk voornaamwoord gebruikt als meewerkend voorwerp staat...

OF voor het eerste werkwoord in de zin:
Ils lui donnent 5 euros.
Zij geven hem 5 euro.

OF voor het hele werkwoord:
Ils vont lui donner 5 euros.
Zij gaan hem 5 euro geven.

Maak een aantekening in jouw schrift.

Slide 10 - Slide

Staat voor het werkwoord,
als er een heel werkwoord in de zin staat dan staat het voor het hele werkwoord.
C Grammaire
Fais les exercices 13b et 13c (p.55, 56) pour réviser.
Tu as 10 minutes. Après, on va les corriger!




Si tu as fini avant, tu peux continuer l'exercice 13.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Réponses
Exercice 13b                                                            Exercice 13c
1. le vieux centre-ville - l'                                    1. l'
2. le palais Rohan - l'                                            2. les
3. la ville de Strasbourg - la                              3. l'
4. le cadeau parfait - le                                      4. le
5. spécialités - les                                                5. le
6. le marché de Noël - le                                   6. la




Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Au travail
Fais les excercices 13d, 13e et 13f.





Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Réponses ex.13d

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Au travail
Fais les excercices 13e et 13f.





Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Réponses ex.13e
1. me
2. lui
3. nous
4. lui
5. nous
6. vous

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Au travail
Fais l'excercice 13f.





Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Réponses ex.13f
1. Je vais lui envoyer une carte d’anniversaire.
2. Elle m’écrit des messages en classe.
3. Pierre nous a téléphoné hier.
4. Il va vous écrire une lettre.
5. Mon père lui a offert un cadeau.
6. La prof leur a posé une question.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Évaluation
Vertel kort aan jouw buurman/buurvrouw
wat jij deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Devoirs
Apprendre: grammaire C + herhaal vocabulaire A&B
Faire: ex. 14

Slide 20 - Slide

This item has no instructions