Oefentoets H3

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Oefentoets H3

Hoofdstuk 3 - Weer & Klimaat

Wat is het weer?

1. de temperatuur, de wind en de neerslag op een bepaald moment op een bepaalde plaats.
2. het gemiddelde weer in een groot gebied over 30 of 40 jaar.

Wat is het klimaat?
Het klimaat is een omschrijving van de gemiddelde weersomstandigheden:

1. gedurende een week
2. gedurende 1 jaar
3. gedurende 30 jaar
4. gedurende 6 maanden

tropisch klimaat of koud klimaat?

1. Tropisch klimaat
2. Koud klimaat

Wat voor klimaat heeft
Nederland?

1. koud klimaat
2. gematigd klimaat
3. tropisch klimaat
4. koud klimaat

Noem vier klimaten die op lage breedte voorkomen

In de savanne hebben wel verschillende seizoenen.

1. Goed
2. Fout

Als er neerslag boven land valt gaat dit over de ...

1. korte waterkringloop
2. lange waterkringloop

Bekijk de beschrijvingen en koppel de beschrijvingen aan de juiste klimaten
A = Tropisch klimaat
B = Zeeklimaat
C= Steppeklimaat
D = Toendraklimaat
E = Savanneklimaat F = Landklimaat

Wat is de reden dat er seizoenen zijn op aarde?

1. Doordat de aarde draait om de zon
2. Door de schuine stand van de aarde om de zon
3. Doordat de aarde om zijn eigen as draait

Bekijk de klimaatgrafiek. In welke maand valt de meeste neerslag?

Wat is de motor achter de waterkringloop?

1. De zon
2. De zee
3. Neerslag
4. De mens

De waterkringloop begint met.......

1. Condenseren
2. Verdampen
3. Infiltratie
4. Erosie

Wat is het verschil tussen stuwingsregen en stijgingsregen?

Watvoor soort regen zie je hier?

1. warme regen
2. stijgingsregen
3. stuwingsregen
4. frontale regen

Bekijk de afbeelding.

Welke klimaatgrafiek past bij het poolklimaat?

Welke twee klimaten komen uitsluitend voor op lage breedte?

1. Het savanneklimaat en het toendraklimaat.
2. Het steppeklimaat en het poolklimaat.
3. Het savanneklimaat en het tropisch regenwoudklimaat.
4. Het steppeklimaat en het landklimaat.

Het klimaat is het gemiddelde weer van een lange periode. Hoe lang is deze periode?

1. 1 jaar
2. 5 jaar
3. 30 jaar
4. 50 jaar

‘Hoe hoger, hoe kouder.’ Welke twee betekenissen heeft het woord hoger hier?

1. Hoog in de bergen en een hoge temperatuur.
2. Een hoge temperatuur en een hoge functie.
3. Een hoge functie en een hoge breedte.
4. Een hoge breedte en hoog in de bergen.

Bekijk de wereldkaart. Welk klimaat is hier aangegeven?

1. Tropisch regenwoudklimaat
2. Savanneklimaat
3. Landklimaat
4. Steppeklimaat

Wat is de overeenkomst tussen een woestijnklimaat en een poolklimaat?

1. Beide klimaten komen alleen op het noordelijk halfrond voor.
2. Beide klimaten komen alleen op het zuidelijk halfrond voor.
3. In beide klimaten leven geen dieren.
4. In beide klimaten groeien bijna of geen planten.

Beoordeel de stellingen.
I Het noordelijk halfrond heeft de hoogste zonnestand tussen september en maart.
II Het zuidelijk halfrond heeft de hoogste zonnestand tussen november en april.

1. I is juist, II is onjuist.
2. I is onjuist, II is juist.
3. Beide zijn juist.
4. Beide zijn onjuist.

Hoe ontstaat stijgingsregen?

Als de wind in Nederland van oost naar west waait, dan hebben we een:

1. Aanlandige wind
2. Aflandige wind

Bron 1

Gebruik bron 1. Waar is het in de zomer warmer, in Berlijn of in Amsterdam. Leg je antwoord uit.