3 vwo Hoofdstuk 2 les 2

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag:
  • Leerdoelen vorige les
  • Huiswerk bespreken
  • Leerdoelen paragraaf 2.2
  • Instructie paragraaf 2.2
  • Aan de slag met 2.2
  • Evaluatie leerdoelen
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.1 :
  • Je kunt de spaarmotieven benoemen.
  • Je kunt uitleggen wat nominale en reële rente is.
  • Je kunt voorbeelden van spaarvormen noemen.
  • Je kunt rekenen met enkelvoudige en samengestelde rente.
  • Je kunt uitleggen hoe beleggingsvormen van elkaar verschillen op basis van risico. 

Slide 3 - Slide

Doelmotief
Vermogensmotief
Zekerheidsmotief

Slide 4 - Drag question

wanneer is er sprake van 'rente op rente'?
A
variabele rente
B
vaste rente
C
enkelvoudige rente
D
samengestelde rente

Slide 5 - Quiz

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
Enkelvoudige rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 6 - Quiz

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
Samengestelde rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 7 - Quiz

Startbedrag: €250,-


Relatief weinig risico
Relatief gemiddeld risico
Relatief veel risico
Sparen
Beleggen in obligaties
Beleggen in aandelen

Slide 8 - Drag question



Huiswerk bespreken

Slide 9 - Slide

Omgaan met geld
  • 2.1 Sparen of beleggen?
  • 2.2 Heb je geld genoeg?
  • 2.3 Ben je verzekerd?
  • 2.4 Heeft de overheid invloed?

Slide 10 - Slide

Leerdoelen van vandaag:
  • Je kunt de leenmotieven noemen.
  • Je kunt de kosten van een lening berekenen. 
  • Je kunt uitleggen dat er beperkingen zijn aan de bedragen die je kunt lenen. 
  • Je kunt de verschillen tussen de meest voorkomende leenvormen uitleggen. 

Slide 11 - Slide

Wat is lenen?

Slide 12 - Slide

Wie leent er wel eens geld?
Van wie?
Waarom?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Waarom lenen mensen?
Leenmotieven = redenen om te lenen.
  • Je hebt een tijdelijk geld te kort dat je even moet opvangen. 
  • Je wilt nu een duurzaam consumptiegoed kopen en hebt daar te weinig geld voor.
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig en hebt dit niet achter de hand. 
  • Je wilt een huis kopen. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wat zijn de kosten van een lening?
De kosten van een lening noem je ook wel kredietkosten. 
De kredietkosten bestaan uit al het geld dat je meer terugbetaald dan je geleend hebt. Bijvoorbeeld de rente. 

Slide 17 - Slide

Kredietkosten
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

Slide 18 - Slide

Aan de slag! Maken opg. 22 t/m 27

Ben je eerder klaar? 
Vond je het lastig? --> ga dan naar de herhalingsopgaven van hoofdstuk 2.
Vond je de opdrachten goed te doen? -->  Lees dan de leerstof op blz. 47 t/m 51 goed door en probeer verder te werken. 
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Stel je sluit een lening af om een auto te kopen. 
Welk risico loop je?

Slide 20 - Slide

Welk risico loopt de persoon die jou geld heeft geleend?

Slide 21 - Slide


Risico

Wanneer je geld gaat lenen kijkt de bank naar:
1. Verdiencapaciteit
2. BKR controle

Over het algemeen geldt: hoe hoger het risico, hoe hoger de rente. 

Slide 22 - Slide


Soorten consumptief krediet

Slide 23 - Slide

Vragen?

Slide 24 - Slide

Werk nog even verder aan het huiswerk voor volgende week:

Maken opgave 22 t/m 34
(31 en 32 hoef je niet te maken) 
Je hebt hier de rest van de les de tijd voor

Slide 25 - Slide

Leerdoelen van vandaag:
  • Je kunt de leenmotieven noemen.
  • Je kunt de kosten van een lening berekenen. 
  • Je kunt uitleggen dat er beperkingen zijn aan de bedragen die je kunt lenen. 
  • Je kunt de verschillen tussen de meest voorkomende leenvormen uitleggen.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide