3 vwo Hoofdstuk 2 les 2

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag:
  • Leerdoelen paragraaf 2.1 terugblik
  • Leerdoelen paragraaf 2.2
  • Instructie paragraaf 2.2
  • Aan de slag met 2.2
  • Evaluatie leerdoelen
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 2.1 :
  • Je kunt de spaarmotieven benoemen.
  • Je kunt uitleggen wat nominale en reële rente is.
  • Je kunt voorbeelden van spaarvormen noemen.
  • Je kunt rekenen met enkelvoudige en samengestelde rente.
  • Je kunt uitleggen hoe beleggingsvormen van elkaar verschillen op basis van risico. 

Slide 3 - Slide

Doelmotief
Vermogensmotief
Zekerheidsmotief

Slide 4 - Drag question

wanneer is er sprake van 'rente op rente'?
A
variabele rente
B
vaste rente
C
enkelvoudige rente
D
samengestelde rente

Slide 5 - Quiz

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
Enkelvoudige rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 6 - Quiz

Startbedrag: €250,-


Relatief weinig risico
Relatief gemiddeld risico
Relatief veel risico
Sparen
Beleggen in obligaties
Beleggen in aandelen

Slide 7 - Drag question

Omgaan met geld
  • 2.1 Sparen of beleggen?
  • 2.2 Heb je geld genoeg?
  • 2.3 Ben je verzekerd?
  • 2.4 Heeft de overheid invloed?

Slide 8 - Slide

Leerdoelen van vandaag:
  • Je kunt de leenmotieven noemen.
  • Je kunt de kosten van een lening berekenen. 
  • Je kunt uitleggen dat er beperkingen zijn aan de bedragen die je kunt lenen. 
  • Je kunt de verschillen tussen de meestvoorkomende leenvormen uitleggen. 
  • Je kunt de verschillende hypotheekvormen noemen

Slide 9 - Slide

Wat is lenen?

Slide 10 - Slide

Wie leent er wel eens geld?
Van wie?
Waarom?

Slide 11 - Slide

Waarom lenen mensen?
Leenmotieven = redenen om te sparen.
  • Je hebt een tijdelijk geld te kort dat je even moet opvangen. 
  • Je wilt nu een duurzaam consumptiegoed kopen en hebt daar te weinig geld voor.
  • Je hebt onverwacht dringend geld nodig en hebt dit niet achter de hand. 
  • Je wilt een huis kopen. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat zijn de kosten van een lening?
De kosten van een lening noem je ook wel kredietkosten. 
De kredietkosten bestaan uit al het geld dat je meer terugbetaald dan je geleend hebt. Bijvoorbeeld de rente. 

Slide 14 - Slide

Kredietkosten
(aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

Slide 15 - Slide

Aan de slag! Maken opg. 21 t/m 26
  • Ben je eerder klaar en vind je het nog lastig, ga dan naar de oefenopgaven van paragraaf 2 en maak die.
  • Ben je eerder klaar maar heb je nog wel moeite met de berekeningen, maak dan de extra rekenopgaven.
  • Ben je eerder klaar en wil je iets meer uitdaging, 
       ga dan verder met de verdiepingsopdrachten.

timer
10:00

Slide 16 - Slide

Stel je sluit een lening af om een auto te kopen. 
Welk risico loop je?

Slide 17 - Slide

Welk risico loopt de persoon die jou geld heeft geleend?

Slide 18 - Slide


Risico

Wanneer je geld gaat lenen kijkt de bank naar:
1. Verdiencapaciteit
2. BKR controle

Over het algemeen geldt: hoe hoger het risico, hoe hoger de rente. 

Slide 19 - Slide


Soorten consumptief krediet

Persoonlijke lening
Doorlopend krediet
Rekening courant krediet
Koop op afbetaling/huurkoop

Slide 20 - Slide


Hypothecaire lening

Annuïteiten hypotheek                                       Lineaire hypotheek



Slide 21 - Slide

Vragen?

Slide 22 - Slide

Leerdoelen van vandaag:
  • Je kunt de leenmotieven noemen.
  • Je kunt de kosten van een lening berekenen. 
  • Je kunt uitleggen dat er beperkingen zijn aan de bedragen die je kunt lenen. 
  • Je kunt de verschillen tussen de meestvoorkomende leenvormen uitleggen. 
  • Je kunt de verschillende hypotheekvormen noemen

Slide 23 - Slide

Werk nog even verder aan het huiswerk voor volgende week:

Maken opgave 21 t/m 36 
(32 en 37 hoef je niet te maken) 
Je hebt hier de rest van de les de tijd voor

Slide 24 - Slide