Quiz taal groep 8

1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke regel gebruik je bij het voltooid gebruikt voltooid deelwoord?
A
voltooid deelwoord
B
voltooid deelwoord + en
C
hele werkwoord+ e
D
voltooid deelwoord + e

Slide 2 - Quiz

Waar zegt het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord iets over?
A
het voltooid deelwoord
B
het zelfstandig naamwoord
C
het lidwoord
D
het werkwoord

Slide 3 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van ''zeven''

Slide 4 - Open question

Vul in:
De... (zeven) bloem is gebruikt voor het maken van pannenkoeken.
A
Gezeefd
B
gezeevde
C
zevende
D
gezeefde

Slide 5 - Quiz

Waar zegt ''gezeefde'' iets over.
De gezeefde bloem is gebruikt voor het maken van pannenkoeken.
A
de pannenkoeken
B
bloem
C
over het maken
D
niks

Slide 6 - Quiz

Vul in
De... (schatten) hoeveelheid bloem is 200 gram.
A
Schatte
B
Geschate
C
Geschatte
D
Geschatten

Slide 7 - Quiz

Welke woorden zoals ''schatten'' ken je nog meer?

Slide 8 - Mind map

In welke tijd staat onderstaande zin?
'' Vorige week begroette ik mijn buurvrouw.''
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
de voltooide tijd
D
bijvoeglijk gebruikt voltooide tijd

Slide 9 - Quiz

De... (begroeten) buurvrouw gaat boodschappen doen.
A
begroette
B
begroeten
C
begroete
D
begroeten

Slide 10 - Quiz

De ...(verliezen) wedstrijd van Ajax was een flinke domper.
A
verliezende
B
verloren
C
verlore
D
verliesde

Slide 11 - Quiz

De... (bewerken) foto is erg mooi geworden.
A
bewerkte
B
bewerkten
C
bewerkt
D
bewerktte

Slide 12 - Quiz

Vanochtend... (zetten) meester Gert een kopje koffie.
A
zette
B
zat
C
zete
D
zetten

Slide 13 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Vanochtend zette meester Gert een kopje koffie.

Slide 14 - Open question

Wat zijn spreektaalwoorden en wanneer gebruik je ze?

Slide 15 - Open question

Wat zijn schrijftaalwoorden en wanneer gebruik je ze?

Slide 16 - Open question

Welke schrijftaalwoorden ken je?

Slide 17 - Mind map

Horen schrijftaalwoorden bij formeel of informeel taalgebruik?
A
informeel
B
geen van beide
C
beide
D
formeel

Slide 18 - Quiz

Welk spreektaalwoord kan je gebruiken voor het woord ''echter''?

Slide 19 - Open question

Maak een zin met het woord ''Echter''.

Slide 20 - Open question

Welk schrijftaalwoord kan je gebruiken voor het woord ''moeten''?

Slide 21 - Open question

Maak een zin met ''zich genoodzaakt zien''

Slide 22 - Open question

Bonus vraag + 100 punten!!!
Hoe schrijf je mijn naam?

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide