voltooid deelwoord les 2

Ik kan aan het eind van de les.....
een persoonsvorm herkennen. 

een voltooid deelwoord herkennen. 

1 / 23
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Ik kan aan het eind van de les.....
een persoonsvorm herkennen. 

een voltooid deelwoord herkennen. 

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin?

De eigenwijze kleuter laat een kopje vallen.

Slide 2 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de zin?

De eigenwijze kleuter laat een kopje vallen.

Slide 3 - Open question

Zoek de PV...
Ik ben naar de stad gefietst.
A
Ik
B
ben
C
stad
D
gefietst

Slide 4 - Quiz

Wat is een gezegde?

Slide 5 - Open question

Zoek het gezegde in deze zin:
De juf heeft pannenkoeken gebakken.
A
de juf
B
heeft
C
gebakken
D
heeft gebakken

Slide 6 - Quiz

Wat is het gezegde?
Ik fiets naar de supermarkt.
A
fiets
B
ik
C
naar
D
supermarkt

Slide 7 - Quiz

Wat is het gezegde?
Ik ben naar de supermarkt gefietst.
A
ik
B
ben
C
gefietst
D
ben gefietst

Slide 8 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord? Waar herken ik deze aan?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Video

Een voltooid deelwoord...
- is een werkwoord
- ge- be- ver- her- ont-
- heeft een hulpwerkwoord
- hoort bij het gezegde

Slide 11 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik ben in de sloot gesprongen.
A
Ik
B
ben
C
gesprongen
D
ben gesprongen

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
De uitverkoop is begonnen.
A
begonnen
B
is
C
is begonnen
D
staat er niet in

Slide 13 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Het eten heeft gesmaakt.
A
het eten
B
heeft
C
staat er niet in
D
gesmaakt

Slide 14 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
Ik loop naar school.
A
loop
B
staat er niet in
C
ik
D
school

Slide 15 - Quiz

Paul heeft vijf sommen gemaakt met slordige fouten.
Voltooid deelwoord?
A
Paul
B
gemaakt
C
heeft
D
fouten

Slide 16 - Quiz

Staat er altijd een voltooid deelwoord in een zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar?
1. voltooid deelwoord = werkwoord.
2. voltooid deelwoord en pv zijn hetzelfde
A
beide zinnen zijn waar
B
beide zinnen zijn niet waar
C
zin 1 is niet waar, zin 2 is waar
D
zin 1 is waar, zin 2 is niet waar

Slide 18 - Quiz

Welk woord kan een voltooid deelwoord zijn?
A
fiets
B
gewonnen
C
loop
D
timmerman

Slide 19 - Quiz

Welk woord kan een voltooid deelwoord zijn?
A
betaald
B
rijden
C
hebben
D
krijgen

Slide 20 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van fietsen?

Slide 21 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van lopen?

Slide 22 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van waarnemen?

Slide 23 - Open question