CREATIEF SCHRIJVEN 4 (2020)

Creatief schrijven
Les 4
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Future MediaMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Creatief schrijven
Les 4

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag:
  • Huiswerk bespreken.
  • Terugblik op de vorige les.
  • Theorie: als je een dik gedrukt woord ziet staan, neem je deze over in je schrift en schrijf je de betekenis erachter.
  • Schrijfoefening.
  • Huiswerk.

Slide 2 - Slide

Terugblik
Wat betekenen deze woorden?
- Plot
- Protagonist
- Antagonist
- Conflict
- Plotvraag

Slide 3 - Slide

Vandaag: plotopbouw
Zonder structuur in je verhaal, kan de lezer je verhaal niet goed volgen. Een goede structuur heeft een bepaalde volgorde.

Daarom gebruiken we vanaf nu in ons schrijfwerk:
De Aristotelische verhaalstructuur.

Slide 4 - Slide

Aristotelische verhaalstructuur
+- 350 voor Christus.

Filosoof en theatermaker:
"universele denker".

Bedacht een structuur voor het maken van theater/verhalen.

Slide 5 - Slide

Aristotelische verhaalstructuur
  • Expositie - kennismaking met de protagonist / waar en wanneer zijn we?
  • Motorisch moment - hierdoor komt het verhaal op gang ("het échte begin"), vaak komt de antagonist hier in beeld. Denk aan het CONFLICT uit de vorige les.
  • Ontwikkeling - alles in het verhaal dat leidt tot de climax. Mogen meerdere gebeurtenissen zijn, maar alleen wat nodig is!
  • Climax - het hoogtepunt van het verhaal, of "de belangrijkste gebeurtenis". Hier draait het allemaal om. 
  • Afwikkeling  - afloop direct na de climax, onbeantwoorde vragen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

The Lion King
Wat is de Aristotelische structuur in dit verhaal?

Denken - delen - uitwisselen!
  • Eerst zelf opschrijven (2 minuten).
  • Dan met buur overleggen (2 minuten).
  • Dan met de klas bespreken.
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Modern sprookje
Jullie gaan oefenen met schrijven volgens de Aristotelische verhaalstructuur door een eigen moderne versie te maken van een sprookje. 

Bijvoorbeeld: Hans en Grietje verdwalen niet in het bos, maar in de stad of in een winkelcentrum. En ze komen geen huisje van snoep tegen, maar een kermis of een snoepwinkel. 

Slide 10 - Slide

Modern sprookje
Keuzes: 
  • Roodkapje
  • Assepoester
  • Sneeuwwitje
  • Hans en Grietje

Slide 11 - Slide

Modern sprookje
  1. Kies een sprookje en lees deze. 
  2. Schrijf op in je schrift: wie is de protagonist, wie is de antagonist, wat is het conflict?
  3. Markeer in de tekst: hoe zijn de vijf onderdelen van de Aristotelische verhaalstructuur in het verhaal te verdelen? 
  4. Bepaal voor elk onderdeel welke moderne variant jij er van maakt. Bijvoorbeeld: "Roodkapje loopt met een mand door het bos" -- "Rosa loopt met een Albert Heijn tas op straat" etc.
  5. Schrijf je verhaal en denk hierbij aan alles wat je tot nu toe hebt geleerd! TIP: lees je aantekeningen nog een keer terug!
  6. Klaar? = verbeteren: let op woordkeuze ; spelling ; interpunctie ; spanning ; duidelijkheid.

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Type je geschreven sprookje uit en lever in via Teams. 
LET OP!! Uiterlijk dinsdag, zodat ik ze uit kan printen. Dit is heel belangrijk, anders kan je niet deelnemen aan de les.

Jullie gaan feedback geven op elkaars verhalen en een aantal van jullie gaan je verhaal voorlezen. 

Schrijf op in je agenda op dinsdag 29 september:
Uitgetypt sprookje vóór 16:00 inleveren in Teams.

Slide 13 - Slide