PJDB - Nederlands - Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters & Leestekens
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdletters & Leestekens

Slide 1 - Slide

DOEL:
Aan het einde van deze les:

  • Weet je wanneer je hoofdletters gebruikt.

  • Weet je wat leestekens zijn en kun je ze gebruiken in een zin. 

Slide 2 - Slide

Bekijk de volgende tekst:

hallo allemaal welkom bij het onderdeel  hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 3 - Slide

Waarom is de tekst die je net gezien hebt fout?

Slide 4 - Open question

HOOFDLETTERS EN LEESTEKENS



  • Maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


  • De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Feestdagen
  • Merknamen &  bedrijfsnamen.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter. 
  • (Uitleg volgende bladzijde).

Slide 8 - Slide

Namen met een hoofdletter:
Aardrijkskundige namen:
Nederland, Almere , Flevoland, Oostvaardersplassen, de Rijn

Namen van personen en dieren:
Marieke Hermans, K. Visser, mevrouw Brand, Simone de Klein, konijn Flappie, tante Truus, Henk van Hemert

Feestdagen:
Pasen, Suikerfeest, Koningsdag 


Slide 9 - Slide

Let op!
  • Géén hoofdletter bij: zon, maan en sterren. 
  • Namen van dagen, maanden en seizoenen.

  • Tussenvoegsel (zoals van, de, van der)  bij een naam = kleine letter:        
  • Pieter de Jong,  G. van der Valk, Simon van de Misse.

  • Afleidingen van feestdagen ook géén hoofdletter:                                          
  • paasei, kerstboom, kerstbal, nieuwjaarsborrel.

Slide 10 - Slide

Waar zijn de hoofdletters goed gebruikt?
A
Op Maandag 3 Maart ben ik vrij!
B
Op maandag 3 Maart ben ik vrij!
C
Op maandag 3 maart ben ik vrij!
D
op maandag 3 maart ben ik Vrij!

Slide 11 - Quiz

Waar is de volgende naam goed geschreven?
janneke de boer

A
Janneke de Boer
B
Janneke De Boer
C
janneke de Boer
D
Janneke de boer

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist geschreven?

Pieter Van Duinrade
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Juist of onjuist:

Het hondje Tommie.
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Juist of onjuist:

nederland
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

Juist of onjuist:

Sinterklaas
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

LEESTEKENS

  • punt  .
  • vraagteken  ?
  • uitroepteken  !
  • komma  ,
  • dubbele punt  :

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Punt.


  • Aan het einde van een zin zet je een punt, daarmee laat je zien dat de zin is afgelopen.


  • Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.
  • Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 19 - Slide

Vraagteken?

  • Na een vragende zin zet je een vraagteken.


  • Tot hoe laat ben jij op school?
  • Neem jij mijn tas mee?

Slide 20 - Slide

Uitroepteken!

  • Deze gebruik je aan het einde van de zin, om aan te geven dat iemand hard/luid roept.
  • Of om een bevel of waarschuwing te geven.

  • Ik ben beneden!
  • Ik heb gewonnen!
  • Kom hier!



Slide 21 - Slide

Komma,
  • Je schrijft een komma om even te rusten in een zin.
  • Tijdens het hardop lezen, stop je even bij de komma.
  • Je gebruikt een komma in een opsomming.

  • Ik eet graag: Salade, pizza, koekjes en stamp.
  • Ik heb dat nog niet gedaan, omdat ik geen tijd had.


Slide 22 - Slide

Dubbele punt:
  • Voor een opsomming.
  • Als aankondiging.

  • Mijn lievelingsdieren zijn: Honden, papegaaien,  beren en tijgers.
  • Ik heb een  nieuwtje: Ik ga verhuizen naar Oss!

Slide 23 - Slide

Op dit leesteken eindigt een gewone zin.
Als je iets roept of een bevel geeft, eindigt je zin op dit leesteken

Een vraagzin eindigt op dit leesteken.

Slide 24 - Drag question


In welke zin zijn hoofdletters en leestekens goed gebruikt?
A
Morgen ben ik jarig!
B
morgen ben ik jarig!
C
Morgen ben ik jarig?
D
Morgen ben ik, jarig.

Slide 25 - Quiz

Hoe schrijf ik deze zin goed?
mark en sanne gaan morgen naar berlijn
A
Mark en sanne gaan morgen naar Berlijn.
B
Mark en Sanne gaan morgen naar Berlijn.
C
Mark en Sanne gaan morgen naar berlijn.
D
mark en sanne gaan morgen naar Berlijn.

Slide 26 - Quiz

Bij welke opsomming zijn de leestekens goed gebruikt?
A
Mijn lievelingsdieren zijn hond, koala, cavia.
B
Mijn lievelingsdieren zijn: hond koala cavia.
C
Mijn lievelingsdieren zijn, hond: koala: cavia.
D
Mijn lievelingsdieren zijn: hond, koala, cavia.

Slide 27 - Quiz


In welke zin zijn hoofdletters en leestekens goed gebruikt?
A
ruim je Kamer op !
B
Ruim je Kamer op?
C
Ruim je kamer op!
D
ruim je kamer op.

Slide 28 - Quiz


Welke zin is goed geschreven?
A
Mijn lievelingsdier is een Hond.
B
Mijn lievelingsdier is een hond
C
Mijn lievelingsdier is een hond.
D
Mijn Lievelingsdier is een Hond?

Slide 29 - Quiz


Welke zin is juist?
A
Wat heb je daar Gezien.
B
Wat heb je daar gezien?
C
Wat heb je Daar gezien,
D
wat heb je daar gezien.

Slide 30 - Quiz

Hoe wil jij verder werken aan de doelen:
-Ik weet wanneer je hoofdletters gebruikt.
-Ik kan de leestekens gebruiken in een zin.
Opdrachten maken in Junior Einstein.
Zelfstandig of in 2-tallen werkblad maken.
Meer uitleg en samen oefenen met de juf.

Slide 31 - Poll

Hoe goed ging de les?
Heb je de doelen behaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll