Herhaling H2/H3

Herhaling H2/H3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling H2/H3

Slide 1 - Slide

Welke rente is hoger?
A
de spaarrente
B
de kredietrente (rente bij lenen)

Slide 2 - Quiz

Spaarrekening
Spaardeposito
Vaste rente
Variabele rente
Rente over rente
Geld staat vast
Enkelvoudige rente
Samengestelde rente

Slide 3 - Drag question

Welk spaarmotief gebruik je als je spaart voor een televisie?
A
sparen voor de rente
B
sparen uit voorzorg
C
sparen voor een doel
D
sparen voor een ander

Slide 4 - Quiz

Welke geldfunctie hoort bij het filmpje?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 5 - Quiz

Consumenten adviseren om geld te sparen voor onverwachte uitgaven.
Producten vergelijken, zodat de consument betere keuzes kan maken. 
Protesteren tegen de invoering van tol op de Duitse snelwegen. 
Voorlichting geven aan huiseigenaren over energie-besparende maatregelen in huis.

Slide 6 - Drag question

Wat is geen leenmotief?
A
Geld lenen voor de aanschaf van een huis.
B
Geld lenen om extra rente te ontvangen
C
Geld lenen omdat je dringend geld nodig hebt.
D
Geld lenen om een tijdelijk geldtekort op te vangen.

Slide 7 - Quiz

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Een debetsaldo is een positief saldo.
Over een creditsaldo betaal ik als consument geen rente.

Slide 8 - Drag question

Wat is aflossen?
A
Geld terugbetalen dat je hebt geleend
B
Geld gebruiken van een ander
C
Het niet uitgeven van een deel van je inkomen
D
Een vergoeding van de bank voor jouw spaargeld

Slide 9 - Quiz

Sleep de plaatjes en hotspots met omschrijvingen naar de juiste geldfunctie
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Ik kan goederen en diensten kopen en verkopen met geld.
Geld dat ik nu niet nodig heb, kan ik bewaren voor later. 
Met geld kan ik zien hoeveel iets waard is. 

Slide 10 - Drag question

maatschappelijke kosten wordt betaald door
A
Rutte
B
bedrijven
C
overheid
D
samenleving

Slide 11 - Quiz

Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Die betaal je als je een auto koopt.
B
Een ander woord voor rente.
C
Kosten om afvalwater te verwijderen.
D
Een ander woord voor recycling.

Slide 12 - Quiz

De                            bestaat uit de totale
              naar woningen en het totale             van woningen. Veel huurwoningen zijn in het bezit van een                               . Als je een laag inkomen hebt, kun je recht hebben op                                   Als je een woning koopt, heb je bij een bestaande woning te maken met k.k. (=                        ). Die bestaan uit                      belasting en                    kosten. Als je een huis koopt, neem je een
                           lening of kortweg                      . Als eigenaar van een woning betaal je aan de gemeente ieder jaar                                           belasting (ozb).











Hypotheek
Overdrachts
Woningmarkt
Vraag
corporatie
Notaris
Aanbod
Hypothecaire
Huurtoeslag
onroerendezaak
Kosten koper

Slide 13 - Drag question