Grammar: Past Continuous (verleden tijd, langere vorm)

Past Continuous
De Past Continuous ('ing- vorm') gebruik je:
- als de handeling in de verleden tijd aan de gang was en op een bepaald moment door een andere handeling werd onderbroken;
Voorbeeld: I was screaming while we hit a roadsign

- als twee handelingen tegelijk aan de gang zijn. 
Je maakt deze door was/were + ww+ ing
Voorbeeld: While I was watching TV, I was also preparing my lunch. 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Past Continuous
De Past Continuous ('ing- vorm') gebruik je:
- als de handeling in de verleden tijd aan de gang was en op een bepaald moment door een andere handeling werd onderbroken;
Voorbeeld: I was screaming while we hit a roadsign

- als twee handelingen tegelijk aan de gang zijn. 
Je maakt deze door was/were + ww+ ing
Voorbeeld: While I was watching TV, I was also preparing my lunch. 

Slide 1 - Slide

Past continuous
Hoe maak je die?
She was walking to school, when her phone rang.
I was drinking some tea, when my husband was working.
What were you thinking of?

Dus de regel is: .................................


Slide 2 - Slide

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 3 - Slide

Bij welke personen gebruik je 'was' en bij welke personen gebruik je 'were'?

Slide 4 - Open question

Wanneer gebruik je de past simple (verleden tijd)?

Slide 5 - Open question

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang ( lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 6 - Slide

Past continuous vs Past simple
    We were baking pie, while Jim arrived.  
     She was panicking, when she heard the bad news.
I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.

Slide 7 - Slide

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 8 - Quiz

Last year I _____
(visit) Paris and Rome.
A
was visiting
B
visited
C
were visiting
D
visitted

Slide 9 - Quiz

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Link

Slide 12 - Video

Slide 13 - Link

Past simple or Past continuous?

I was having a shower.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 14 - Quiz

Was Andrew playing computer games?
A
Past Continuous
B
Simple Past

Slide 15 - Quiz

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

Dus......wanneer gebruik je de past continuous

Slide 18 - Open question

Dus....hoe maak je de past continuous?

Slide 19 - Open question

Doel ...
Ik herken de verleden tijd. Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. Ik weet wanneer iets een momentopname was of wanneer iets langer heeft geduurd in het verleden.
Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple het moet toepassen.

Slide 20 - Slide

Ik weet het verschil tussen de past simple en past continuous en kan deze vorm maken en toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 21 - Quiz