Clase 17. Unidad 4 Gramática

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Empezamos en....




Lunes,  7 de diciembre de 2020
timer
1:00
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Empezamos en....




Lunes,  7 de diciembre de 2020
timer
1:00

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. SomToday
  2. Objetivos unidad 4
  3. Seguimos  con la unidad 4. Repasamos la gramática
  4. ¡A trabajar!
  5. Final de la clase. ¿Qué has aprendido hoy?

Slide 2 - Slide

Aan het einde van unidad 4:
- Ik kan mijn mening geven. 
- Ik kan naar iemands mening vragen.
- Ik kan dingen/mensen vergelijken.
- ik kan praten over mijn school leven (ruimtes/mijn klas/onderwijs).
- Ik kan de tweede verleden tijd vervoegen (imperfecto)

Slide 3 - Slide

Unidad 4 Gramática
1. Imperfecto. Verbos regulares.
2. Imperfecto. Verbos irregulares.
3. Vergrotende trap.

Slide 4 - Slide

Pretérito imperfecto
- Cuando era pequeño jugaba al fútbol.
- Todos los días veía a mis amigos.
- Antes hacía mucho frío.
Beschrijft gewoontes of terugkerende gebeurtenissen uit het verleden.
Het begin en het einde van de gebeurtenis wordt niet aagegeven.

Slide 5 - Slide

El pretérito imperfecto

Slide 6 - Slide

El pretérito imperfecto: verbos irregulares
Solo hay tres verbos irregulares en el pretérito imperfecto
:

Slide 7 - Slide

Indefinido/imperfecto
imperfecto
antes
cada día
todos los domingo
Normalmente
Siempre
Todos los días
...

Antes iba mucho de vacaciones a España.
Todos los domingos jugaba al fútbol.

Indefinido
Ayer
la semana pasada
En 2010
El verano pasado
Ayer por la noche
Hace dos años
En julio
...
En julio fui de vacaciones a España
En 2010 terminé los estudios.
Signalwoorden

Slide 8 - Slide

De vergrotende trap
Met een bijvoeglijk naamwoord                      más                                         
                                                                     Julia es   menos       alta                que                           Pablo
                                                                                        tan                                      como
"Mi hermano es más alto que mi padre."
"La chaqueta es menos cara que el pantalón".
"María es tan alta como Susana."

Slide 9 - Slide

De vergrotende trap
Met een werkwoord                                                          más                                         
                                                   Julia estudia                      menos                          que                           Pablo
                                                                                                    tanto                             como
" Mi hermano habla más  que mi padre."
" Juan estudia menos que María".
" María lee tanto como Susana."

Slide 10 - Slide

De vergrotende trap
Mayor y menor gebruik je in het bizonder voor leeftijd en voor hoeveelheden.
Als je het over afmetingen hebt, gebruik je más grande en más pequeña
"Julia es mayor que David." (leeftijd)
"Mi habitación es más grande que la tuya". (Afmeting)

Slide 11 - Slide

Responde en español:
¿Qué hacías cuando eras pequeño/a?

Slide 12 - Open question

Wanneer gebruik je "Pretérito imperfecto" in het Spaans?

Slide 13 - Open question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
jugar-nosotros

Slide 14 - Open question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
hacer-tú

Slide 15 - Open question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
dormir-vosotros

Slide 16 - Open question

Schrijf de Pretérito imperfecto van:
ser-ella

Slide 17 - Open question

Pretérito imperfecto:
Antes.............(comer-yo) demasiado, (estar-yo) un poco gordo.

Slide 18 - Open question

Pretérito imperfecto:
De pequeña...................(pintar-ella) muy bien.

Slide 19 - Open question

Pretérito imperfecto:
Mi profesor de Matemáticas.................(ser) genial.

Slide 20 - Open question

Pretérito imperfecto:
Mi padre...............(leer) todas las noches antes de dormir.

Slide 21 - Open question

Pretérito imperfecto:
Carla y yo.....................(ser) las mejores amigas del mundo.

Slide 22 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Un coche es más caro que una bicicleta"

Slide 23 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Brasil es más grande que España"

Slide 24 - Open question

Vertaal de zin naar het Nederlands:

"Rafa Nadal es mejor que Federer"

Slide 25 - Open question

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Julia studeert meer dan Elena."



Slide 26 - Open question

De vergrotende trap. Vertaal de zin naar het Spaans:

"Eva is ouder dan Lucía"



Slide 27 - Open question

Verplichte opdrachten:

TB unidad 4. Actividades Gramática Afmaken






Si terminas/Als je klaar bent?
-    Leren woorden unidad 3 en 4
-    Leer frases claves unidad 4
-    Leer indefinido: (zie stencil op Its)



 Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)

 WB unidad 4. Vocabulario
Opdracht: 1, 2, 4, 7, 8 en 9


Slide 28 - Slide

Deberes (Huiswerk)
  1. Lerenwoorden unidad 4 en frases claves unidad 4
  2. Leer: indefinido (zie stencil op Its)
   3. Maken:
Verplichte opdrachten:
TB unidad 4. Actividades Gramática
Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
 WB unidad 4. Gramática
Opdracht: 1, 2, 4, 7, 8 en 9






         




         
       (in Blink, in het boek dat gedeeld is met de klas!)
  

Slide 29 - Slide

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien :):)
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(

Slide 30 - Quiz

1. Wat heb je geleerd in deze les? Had je meer kunnen leren? Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed? Wat kan beter?
3. Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 31 - Open question

En la próxima clase...


Seguimos con la unidad 4


¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

Slide 32 - Slide

0

Slide 33 - Video