Paragraaf 4 BGT3A

§4 De verzorgingsstaat
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§4 De verzorgingsstaat

Slide 1 - Slide

Wie ben ik?

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Waarom was er crisis in de jaren '30?
  •  Hoe probeerde de regering de armoede tegen te gaan?

Slide 3 - Slide

  • Na de Tweede Wereldoorlog moest het land weer opgebouwd worden;
  • Werknemers, werkgevers en de regering moesten goed samenwerken voor de wederopbouw;
  • Wat betekent het als je in harmonie met elkaar bent? 
  • Het goede samenwerken heet: het harmoniemodel;
  • Nederlandse economie deed het goed en de welvaart steeg.
4.1 De opbouw van de verzorgingsstaat

Slide 4 - Slide

4.1 De opbouw van de verzorgingsstaat
  • Willem Drees was van 1948 tot 1958 minister-president;
  • Hij leefde zoals een gewone Nederlander, en was daarom een voorbeeld voor het volk (Vadertje Drees);
  • Drees wilde maatregelen nemen om armoede te verminderen; 
  • Veel arme mensen voelden zich eerst vernederd en geloofden daardoor niet meer in de democratie;
  • Waarom vindt Willem Drees het erg als mensen niet meer geloven in de democratie?

Slide 5 - Slide

4.1 De opbouw van de verzorgingsstaat
  • De regering van Drees begon met de opbouw van de verzorgingsstaat;
  • De regering zorgt ervoor dat niemand in echte armoede hoeft te leven. Mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen, krijgen een uitkering.

Slide 6 - Slide

Kraamzorg
  • Wat is kraamzorg eigenlijk?
  • Waarom past dit goed bij de verzorgingsstaat?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Even herhalen
  • Wat was er nodig voor de opbouw van het land na de oorlog?
  • Wie was Vadertje Drees en wat heeft hij gedaan?
  • Wat houdt de verzorgingsstaat in?

Slide 9 - Slide

4.2 Kenmerken van de verzorgingsstaat

Slide 10 - Slide

Herhaling vorige les
  • Wat houdt de verzorgingsstaat in?
  • Wie heeft de verzorgingsstaat opgebouwd? 

Slide 11 - Slide

4.2 Kenmerken van de verzorgingsstaat
Nieuwe wetten waardoor verschillende groepen recht kregen op een uitkering: 
  • De Werkloosheidswet (WW);
  • De Algemene Ouderdomswet (AOW);
  • De Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) - dat werd later de Algemene Nabestaandenwet (ANW).

Slide 12 - Slide

4.2 Kenmerken van de verzorgingsstaat

  • Zieken, ouderen en weduwen kregen recht op een uitkering;
  • Dat bood iedere Nederlander: sociale zekerheid;
  • Met alle wetten nam de regering de taken van particulieren en de kerk helemaal over;

Slide 13 - Slide

Opdracht
Lees de tekst in het boek. Maak individueel een samenvatting of mindmap van paragraaf 4.2
Hierin zet je duidelijk:
  • Hoe worden de uitkeringen betaald
  • Welke verschillende wetten zijn er


Maak als je klaar bent de opdrachten van 4.2 in het werkboek. Vergelijk je antwoorden met degene naast je.

Slide 14 - Slide

4.3 Problemen van de verzorgingsstaat

Slide 15 - Slide

4.3 Problemen van de verzorgingsstaat
  • Een economische crisis in de jaren 70 maakte een einde aan de groei van welvaart;
  • Het aantal werklozen steeg enorm;
  • Er werden zo veel uitkeringen uitgegeven, dat de verzorgingsstaat onbetaalbaar leek te worden;
  •  De regering moest bezuinigen op uitkeringen waardoor mensen gingen demonstreren en protesteren. 

Slide 16 - Slide

4.3 Problemen van de verzorgingsstaat
  • Een ander probleem was een enorme toename in echtscheidingen;
  • Waarom denk je? 
  • Soms werd er misbruik gemaakt van de sociale zekerheid, de prikkel om te werken viel weg; 

Slide 17 - Slide

4.3 Problemen van de verzorgingsstaat

Maatregelen om de verzorgingsstaat weer betaalbaar te maken:
  • Strengere regels voor een uitkering
  • Minder hoge uitkeringen
  • Periode van uitkering werd korter
  • Meer controle op fraude
De maatregelen leidden tot veel protest maar werkten wel.

Slide 18 - Slide

4.3 Problemen van de verzorgingsstaat
  • Er is nog altijd zorg over de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat;
  • Na de oorlog zijn er veel kinderen geboren, die na hun 65e recht hebben op AOW;
  • Maar, het aantal werkende mensen die dat moet betalen wordt steeds kleiner;
  • De AOW leeftijd is daarom van 65 naar 67 jaar.

Slide 19 - Slide

Bespreek in tweetallen deze afbeelding. 
Beschrijf goed wat je ziet. Wat is de betekenis?
Lees de tekst van 4.3

Slide 20 - Slide

Welk woord weg: De verzorgingsstaat
  1. Na de Tweede Wereldoorlog moest men samenwerken om het land weer op te bouwen, dat noemen we het ........................................
  2.  De verzorgingsstaat houdt in dat: .............................................................
  3.  De verzorgingsstaat bood iedere Nederland: ....................................
  4. Ouderen, zieken en werklozen werden geholpen met een aantal wetten, namelijk: ........................................................
  5.  De verzorgingsstaat dreigde onbetaalbaar te worden. Om het weer betaalbaar te maken werden een aantal maatregelen genomen, namelijk: ...........................................................
  6. Toch zijn er nog altijd zorgen over de verzorgingsstaat, want .........................................

Slide 21 - Slide

Wat heb je geleerd?
Noem drie dingen die je over de verzorgingsstaat hebt geleerd.
1.
2.
3.

Slide 22 - Slide