In dezelfde tijd werd de stoommachine uitgevonden. Als je water in een dichte ketel laat koken, ontstaat er stoom onder druk. Als je die stoom laat ontsnappen, ontstaat er stoomkracht waarmee je iets kunt laten bewegen. In 1764 verbeterde James Watt de stoommachine, zodat die andere machines kon aandrijven. Omdat steenkool een goede brandstof voor de stoommachines was, werden de fabrieken bij de steenkoolmijnen gebouwd.