- Ik kan de belangrijkste eigenschappen van enzymen noemen en aangeven hoe de enzymactiviteit veranderd door de temperatuur of pH.
- Ik kan de belangrijkste conserveringsmethoden noemen en uitleggen hoe ze voedselbederf tegen gaan.
- Ik kan het verschil benoemen tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen.
- Ik kan voedingsmiddelen noemen die rijk zijn aan bepaalde voedingsstoffen.
- Ik weet hoe ik zetmeel en glucose kan aantonen in voedingsmiddelen.
Ik kan voedingsstoffen indelen in bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en beschermstoffen.