This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
6.3 Afval
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Dagopening
2. Herhalingstoetsje 1.4
3. Uitleg 6.3
4. Werken aan het spel
Slide 2 - Slide
Gebed- Onze Vader
Onze hemelse Vader, laten alle mensen diep ontzag voor U krijgen. Laat uw Koninkrijk komen. Laat op aarde worden gedaan wat Ú wil, net zoals in de hemel wordt gedaan wat U wil. Geef ons vandaag het eten dat we nodig hebben. Vergeef ons wat we verkeerd doen, net zoals wij ook de mensen vergeven die verkeerd tegen óns doen. En stel ons niet op de proef, maar red ons van het kwaad. Want van U is het Koninkrijk en alle kracht en alle macht en alle hemelse majesteit, tot in eeuwigheid. Amen.
BB: BasisBijbel
Slide 3 - Slide
Leerdoelen 6.3 - Afval
Kun je uitleggen welke 3 groepen afval er zijn ?
Je weet op welke 3 manieren afval verwerkt wordt.
Kun je uitleggen hoe afvalstoffen in de lucht komen en wat de gevolgen zijn?
Kun je het broeikaseffect uitleggen aan de hand van een plaatje?
Kun je uitleggen wanneer de koolstofkringloop verstoord is?
Kun je uitleggen wat de 2 gevolgen zijn van opwarming van de aarde?
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
6.3 Afval
Op welke manieren wordt afval verwekt?
Nuttige toepassing - recycling > afval zoals glas, blik, papier en plastic wordt als grondstof voor nieuwe producten gebruikt / gft (groente-, fruit- en tuinafval) wordt verwerkt tot compost - hergebruik > meubels, kleiding en apparaten op nieuw gebruiken > tweedehands
Verbranden - restafval > niet recyclebaar en herbruikbaar > vuilverbrandingsinstallatie
Storten - vuilstort > aan de onderkant afgedekt zodat er geen giftige stoffen in de bodem komen
Zwerfafval > afval wat in de natuur terechtkomt
Slide 6 - Slide
Vuilverbrandingsinstallatie
Slide 7 - Slide
Bron 2
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Aan de slag
Maken van opdracht 1, 3, 4, 5, 6
Klaar? Laat je werk zien aan docent en ga dan aan de slag met het spel. (uitwerken van leerdoelen)
Slide 10 - Slide
Voortgang spel
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Herhalingstoetsje 1.5
3. Uitleg 6.3
4. Werken aan het spel
Slide 13 - Slide
Welke afvalstoffen komen in de lucht?
1: fijnstof (van motoren)
2: smog (fijnstof blijft hangen door geen wind)
3: verzuring (ammoniak uit mest)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Waarom is te veel koolstofdioxide een probleem?
(Bekijken video uit de methode )
Slide 16 - Slide
Bron 6
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Bron 10
Slide 19 - Slide
Bron 8
De hoeveelheid CO2 in de atmosfeer (Bron: RIVM)
Slide 20 - Slide
Bron9
Slide 21 - Slide
Aan de slag
Maak van paragraaf 6.3 opdracht 8, 9, 10, 14, 16, 18
Klaar? Laat je werk zien aan docent en ga dan aan de slag met het spel. (uitwerken van leerdoelen)
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Waar hoort welk afval?
Nuttige toepassing
Verbranden
Storten
Slide 24 - Drag question
Wie heeft er gelijk?
Limei en Lieke bespreken op welke manier drinkwater wordt gemaakt.
Lieke zegt: Drinkwater wordt gemaakt uit oppervlaktewater. Aan dit water worden bacteriën toegevoegd om het te reinigen.
Limei zegt: Drinkwater wordt gemaakt uit grondwater. Dit wordt gefilterd en gezeefd en daarna wordt het behandeld met ultraviolette straling.
A
alleen Lieke heeft gelijk
B
alleen Limei heeft gelijk
C
beide hebben gelijk
D
beide hebben ongelijk
Slide 25 - Quiz
Is de energiebron van fossiele afkomst of niet?
Fossiele brandstof
Niet fossiele brandstof
aardgas
aardolie
steenkool
houtskool
hout
kernenergie
wind
Slide 26 - Drag question
Wie heeft er gelijk?
Over fossiele brandstoffen worden enkele uitspraken gedaan.
Stavia zegt: “Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt stikstofoxide vrij. Hierdoor wordt het op aarde steeds warmer.”
Marlinde zegt: “De afvalgassen die bij de verbranding vrijkomen, kunnen op warme windstille dagen zorgen voor smog.”
A
alleen Stavia heeft gelijk
B
alleen Marlinde heeft gelijk
C
beide hebben gelijk
D
beide hebben ongelijk
Slide 27 - Quiz
Verschillende stoffen spelen een rol bij de verzuring. Bekijk de afbeelding hiernaast. Welke stoffen moeten ingevuld worden op plaats 1 en welke op plaats 5?
A
1: Zwaveldioxide en stikstofoxide
5: Ammoniak
B
1: Zwaveldioxide en salpeterzuur
5: Ammoniak
C
1: Zwavelzuur en salpeterzuur
5: Stikstofoxide
D
1: Zwavelzuur en ammoniak
5: Stikstofoxide
Slide 28 - Quiz
Welke van de volgende verschijnselen zijn de oorzaak van het versterkte broeikaseffect? Let op: meerdere antwoorden zijn juist.
De hoeveelheid koolstofdioxide in de lucht stijgt.