Grammatica: taalkundig en redekundig ontleden

Grammatica: taalkundig en redekundig ontleden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica: taalkundig en redekundig ontleden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De musical Sunset Boulevard speelt zich af in het mooie Hollywood van de jaren vijftig.

Het woord ‘speelt' is een….
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 3 - Quiz

De musical Sunset Boulevard speelt zich af in het mooie Hollywood van de jaren vijftig.

Het woord ‘musical’ is een….
A
bijwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel

Slide 4 - Quiz

De musical Sunset Boulevard speelt zich af in het mooie Hollywood van de jaren vijftig.

Het woord ‘van' is een….
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 5 - Quiz

De musical Sunset Boulevard speelt zich af in het mooie Hollywood van de jaren vijftig.

Het woord ‘mooie' is een….
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 6 - Quiz

De musical Sunset Boulevard speelt zich af in het mooie Hollywood van de jaren vijftig.

Het woord ‘de' is een….
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video


Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Ariana treedt vanavond op in de Ziggo Dome in Amsterdam
A
Amsterdam
B
Ariana
C
Ziggo Dome

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Bij een inval in Utrecht heeft de politie wapens gevonden.
A
heeft
B
gevonden
C
heeft gevonden

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Donderdag werd het record verspringen verscherpt

Slide 11 - Open question


Die jongen lijkt aardig.

A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz


Hij heeft hard gewerkt.

A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quiz


Dat meisje wordt later tandarts.

A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
De docent heeft belangstelling voor jullie weekend.

A
De docent
B
weekend
C
heeft
D
belangstelling

Slide 15 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
De bezorger van PostNL bezorgde een heel raar pakketje bij de buren.
A
De bezorger
B
Van PostNL
C
een heel raar pakketje
D
bij de buren

Slide 16 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
De bezorger van PostNL bezorgde haar een heel raar pakketje.
A
De bezorger
B
Van PostNL
C
een heel raar pakketje
D
haar

Slide 17 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Die rijke oom heeft zijn neefje een huis in Turkije nagelaten.

A
Die rijke oom
B
heeft nagelaten
C
zijn neefje
D
een huis in Turkijke

Slide 18 - Quiz