Lesson 5: repeat "to be" + new "to have got"

Engels
  • plattegrond (volgt nog!)
  • telefoons thuis of in de kluis
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Engels
  • plattegrond (volgt nog!)
  • telefoons thuis of in de kluis
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 

Slide 1 - Slide

Goals
Last lesson we repeated the verb "to be" and did some listening (musical instruments)
Today we are going to learn the verb "to have got" + repeat the verb "to be"+ do some vocabulary with Blooket (and maybe read a little bit in Epic)
Next lesson  we are going to discuss more instruments and repeat the verbs "to be" + "to have got" + talk about "can"+ "can't"

Slide 2 - Slide

Check homework
Maken: oefening 1 blz. 6 WB  + opdracht 2 (alleen de vragen maken) blz. 5 + opdracht C van bijlage
Leren: Argentina - keyboard blz. 122 WB (Woordenlijst met NL erbij staat in Itslearning planner!)

Slide 3 - Slide

Opdracht 1
Blz. 6 WB

Slide 4 - Slide

Check opdracht 2 blz. 5 WB
Je hoefde alleen de vragen te maken.
De korte antwoorden doen we samen!
Zodat je leert, hoe het moet.
Zet een uitroepteken bij deze oefening in je schrift. Zoiets zou in je toets kunnen komen.

Slide 5 - Slide

Opdracht C huiswerkblad 1

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat betekent het werkwoord 'to have (got)?
A
Zijn
B
Hebben
C
Maken
D
Tillen

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Tijd voor Blooket?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

(She / to have got) many friends?
A
Have she many friends?
B
Has she many friends?
C
Does she have got many friends?
D
Has she got many friends?

Slide 14 - Quiz

_______ you _____ (to have got) a dog?
A
Do you have got
B
Does you have got
C
Have you got
D
Has you got

Slide 15 - Quiz

She ....... (to have got) a pink umbrella.
A
has got
B
have got
C
has
D
have

Slide 16 - Quiz

I (not / to have got) many puppies.
A
I have not got many puppies.
B
I do not have got many puppies.
C
I has not many puppies.
D
I has not got many puppies.

Slide 17 - Quiz

She (to have got) two siblings.
A
have
B
have got
C
has
D
has got

Slide 18 - Quiz

Work alone
Maak opdracht 3 op blz. 5 WB (vul de goede vorm van "to have got" in met gewone zinnen en negatieve zinnen). Deze kijken we over 5 minuten na!

Huiswerk Maken: opdracht 4 (alleen de vragen maken) + opdracht 5 (pas op hier gebruik je "to be" + "to have got" door elkaar) beide op blz. 5 van je WB
Leren:Argentina - keyboard blz. 122 WB (Woordenlijst met NL erbij staat in Itslearning planner!)
timer
5:00

Slide 19 - Slide

Homework
Maken: opdracht 4 (alleen de vragen maken) en opdracht 5 (pas op hier gebruik je "to be" + "to have got" door elkaar) beide op blz. 5 van je WB + opdracht task 1 van huiswerkblad 2 in de bijlage
Leren:Argentina - keyboard blz. 122 WB (Woordenlijst met NL erbij staat in Itslearning planner!)

Slide 20 - Slide