HEY 2.5 Elektriciteit gebruiken

2.5 Elektriciteit gebruiken
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.5 Elektriciteit gebruiken

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert hoe je wordt beveiligd tegen de gevaren van elektriciteit.
Je leert hoe je berekent hoeveel energie elektrische apparaten gebruiken.

Slide 2 - Slide

Als in een serieschakeling één lampje stuk gaat, dan:
A
blijft de rest gewoon branden.
B
gaan alle lampjes uit.
C
gaat de rest iets sterker branden.
D
gaat de rest iets zwakker branden.

Slide 3 - Quiz

Elektrisch vermogen
De formule voor elektrisch vermogen is:
Grootheid:
Symbool:
Eenheid:
Vermogen
P
Watt (W)
Spanning
U
Volt (V)
Stroomsterkte
I
Ampère (A)

Slide 4 - Slide

Stroom
Spanning
Weerstand
Vermogen
Grootheid
Eenheid
U
I
Ω
P
V
R
A
W

Slide 5 - Drag question

Elektrisch vermogen berekenen

Slide 6 - Slide

Het vermogen van sommige apparaten is veranderlijk. Bij een mobiele telefoon neemt het
vermogen bijvoorbeeld sterk toe als je belt of gebruikmaakt van internet. Als de telefoon
op stand-by staat, is het vermogen juist heel klein. Andere apparaten hebben wel een
constant vermogen, zoals een zaklantaarn of een elektrische klok.

Slide 7 - Slide

Spanningszoeker
Een elektricien zal altijd willen weten of er spanning op een draad staat. Hij gebruikt dan een zogenaamde spanningszoeker. Dat is een schroevendraaier met een klein lampje. Als de spanningszoeker contact maakt met een draad waar spanning op staat EN hij heeft een vinger /duim op het topje, dan zal het lampje branden. De stroom loopt dan eigenlijk door zijn lichaam. In de spanningszoeker zit een weerstand die ervoor zorgt dat die stroomsterkte erg klein is (maar wel voldoende om het lampje te laten branden).

Slide 8 - Slide

De spanningszoeker

Slide 9 - Slide

Energie
Voor elektrische energie moet je betalen. Daarom wil het energiebedrijf weten hoeveel elektriciteit je verbruikt. De elektriciteit komt het huis binnen in de meterkast. Daar hangt de kilowattuurmeter. Deze energiemeter ‘telt’ hoeveel elektrische energie je in huis verbruikt. Dat geeft hij aan in kWh (spreek uit: kilowattuur).  




Slide 10 - Slide

Elektriciteit betalen

Slide 11 - Slide

Omrekenen
Omrekenen doe je zo:
1 kW = 1000 W   (x1000)
1 W = 0,001 kW   (:1000)

Slide 12 - Slide

Gevaren van elektriciteit

Slide 13 - Slide

Overbelasting

Slide 14 - Slide

Overbelasting
1
2

Slide 15 - Slide

Kortsluiting

Slide 16 - Slide

Aardlekschakelaar
1
2

Slide 17 - Slide

Wat is kortsluiting?
A
Er staat te veel apparaten aangesloten
B
Er is brand in de stroomkring
C
De weerstand van een apparaat is te hoog
D
De stroom neemt een verkeerde weg

Slide 18 - Quiz

De aardlekschakelaar vind je in de meterkast
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Welke meter zit er NIET in de meterkast
A
watermeter
B
kWh meter
C
gasmeter
D
afstandsmeter

Slide 20 - Quiz

Kortsluiting of overbelasting?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting

Slide 21 - Quiz

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 22 - Quiz

Als je een spanningzoeker in
het stopcontact steekt, krijg je
geen schok. Waarom niet?
A
Als het lampje gaat knipperen, is dat een waarschuwing dat je de spanningzoeker uit het stopcontact moet halen.
B
Door de weerstand van de spanningzoeker gaat er maar een klein beetje stroom door je heen.
C
Het handvat van de spanningzoeker laat geen stroom door.
D
Het lampje verbruikt alle stroom.

Slide 23 - Quiz

Bij kortsluiting wordt de stroom afgesloten door
A
door de energie maatschappij
B
zekering
C
aardlekschakelaar
D
aarderail

Slide 24 - Quiz


In de meterkast van elk
huis zit een kWh-meter.
Wat meet deze meter?
A
de stroom die je verbruikt
B
het vermogen dat je verbruikt
C
de elektrische energie die je verbruikt
D
de spanning die je verbruikt

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
2.5 Elektriciteit gebruiken lezen
Maken opdr. 53 t/m 59

Slide 26 - Slide

2.5 Elektriciteit gebruiken les 2

Slide 27 - Slide

Leerdoelen
Je leert hoe je wordt beveiligd tegen de gevaren van elektriciteit.
Je leert hoe je berekent hoeveel energie elektrische apparaten gebruiken.

Slide 28 - Slide

Nabespreken opdrachten

Slide 29 - Slide

Wat is de formule van elektrische vermogen?
A
P=U * I
B
U=I * R
C
W = P * T
D
W = U * Q

Slide 30 - Quiz

Wat is de eenheid van elektrisch vermogen
A
Wat
B
Watt
C
volt
D
Energie

Slide 31 - Quiz

Wat is het symbool voor (elektrisch)vermogen
A
U
B
I
C
P
D
R

Slide 32 - Quiz

Welk verschijnsel wordt beschreven in het verhaal hieronder?

Tim woont in een 2 kamerappartement. Tim houd wel van een feestje. Hij nodigt al zijn maten uit en gaat met hen gamen. Naast de tv, cinemaset, gameconsole staan ook nog de gourmetplaat voor hamburgers, en airfriyer met frikandellen er in aan. Hij zet deze allen aan op dezelfde groep en wil ook nog een kippiepan aanzetten. Er kan ………. Ontstaan
A
Kortsluiting
B
Overbelasting

Slide 33 - Quiz

Waarom krijgen wasmachines vaak een 'eigen groep'?
A
Hogere spanning
B
Hoge stroom
C
Werkt met water
D
Grotere kans op kortsluiting

Slide 34 - Quiz

Hiernaast zie je een aardlekschakelaar. Wat is de functie van een aardlekschakelaar?
A
Aardlek schakelt bij overbelasting uit
B
Als er stroom weglekt naar aarde schakelt de aardlek uit
C
Aardlek is er om de elektrische installatie in of uit te schakelen
D
Aardlek meet het vermogen in de elektrische installatie

Slide 35 - Quiz

Een defecte wasmachine maakt kortsluiting.
Dankzij dubbele isolatie van de wasmachine lekt er geen stroom weg. Toch wordt de groep uitgeschakeld door ...
A
de aardlekschakelaar
B
de kortsluiting
C
de zekering
D
de schakeldraad

Slide 36 - Quiz

Welke meter zit er NIET in de meterkast
A
watermeter
B
kWh meter
C
gasmeter
D
afstandsmeter

Slide 37 - Quiz

Kortsluiting of overbelasting?
A
Kortsluiting
B
Overbelasting

Slide 38 - Quiz

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 39 - Quiz

Als je een spanningzoeker in
het stopcontact steekt, krijg je
geen schok. Waarom niet?
A
Als het lampje gaat knipperen, is dat een waarschuwing dat je de spanningzoeker uit het stopcontact moet halen.
B
Door de weerstand van de spanningzoeker gaat er maar een klein beetje stroom door je heen.
C
Het handvat van de spanningzoeker laat geen stroom door.
D
Het lampje verbruikt alle stroom.

Slide 40 - Quiz

Bij kortsluiting wordt de stroom afgesloten door
A
door de energie maatschappij
B
zekering
C
aardlekschakelaar
D
aarderail

Slide 41 - Quiz


In de meterkast van elk
huis zit een kWh-meter.
Wat meet deze meter?
A
de stroom die je verbruikt
B
het vermogen dat je verbruikt
C
de elektrische energie die je verbruikt
D
de spanning die je verbruikt

Slide 42 - Quiz

Aan de slag
2.5 Elektriciteit gebruiken lezen 
Maken opdr. 60 t/m 65

Slide 43 - Slide