This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Berekeningen Hoofdstuk 1
Bij geld schrijf je het €-teken op en daarachter het bedrag.
- rond de bedragen zo nodig af op twee decimalen
- bij duizendtallen noteer je een punt
Gemiddelde berekenen
Op school bereken je vast weleens het gemiddelde cijfer voor je vakken. Je kunt ook je gemiddelde inkomsten berekenen. Of de gemiddelde prijs van een aantal producten. Een gemiddelde bereken je als volgt:
Gemiddelde = het totaal : het aantal
Slide 2 - Slide
Berekeningen Hoofdstuk 1
Bij economie reken je vaak met procenten, bijvoorbeeld om korting uit te rekenen.
Hieronder zie je hoe je met procenten een getal kunt berekenen.
Je inkomen is €840. Daarvan spaar je 15%.
Hoeveel spaargeld heb je?
€ 840 : 100 = € 8,40 x 15 = € 126
%
100
1
15
Getal
€ 840
€ 8,40
€ 126
: 100
x 15
Slide 3 - Slide
Berekeningen Hoofdstuk 1
Vaste lasten betaal je soms eens per week, soms eens per maand. Als je de uitgave goed met elkaar wilt vergelijken, moet je ze omrekenen naar eenzelfde periode.
Eén jaar = 12 maanden = 52 weken
Bij het berekenen van een bedrag per week naar een bedrag per maand, of juist andersom, bereken je als tussenstap altijd het bedrag per jaar. Je kunt daarvoor een verhoudingstabel gebruiken
Periode
Per maand
Per jaar
Per week
Bedrag
€ ...
€ ...
€ ...
x 12
: 52
x 12
: 52
Slide 4 - Slide
Berekeningen Hoofdstuk 1
Omrekenen van maand naar week
Omrekenen van week naar maand
Periode
Per maand
Per jaar
Per week
Bedrag
€ ...
€ ...
€ ...
x 12
: 52
x 12
: 52
Periode
Per week
Per jaar
Per maand
Bedrag
€ ...
€ ...
€ ...
x 52
x 52
: 12
: 12
Slide 5 - Slide
Berekeningen Hoofdstuk 1
Als je in de toekomst grote uitgaven verwacht, is het verstandig om geld te reserveren. Je zet dan geld opzij waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen. Hoeveel je maandelijks moet reserveren, bereken je als volgt:
Reservering per maand = benodigd bedrag : aantal maanden
Slide 6 - Slide
Noteer het volgende bedrag op die juiste manier: 1,5 euro
Slide 7 - Open question
Noteer het volgende bedrag op die juiste manier: 14.95
Slide 8 - Open question
Op een website staat een huis te koop voor 214500. Noteer het bedrag op die juiste manier.
Slide 9 - Open question
Meneer Pleun geeft in de eerste week van september € 54,95 uit aan boodschappen. In de weken daarna € 61,30 € 52,45 en € 73,50 uit.
Hoeveel geeft meneer Pleun gemiddeld per week uit?
A
€ 54,95
B
€ 61,55
C
€ 60,55
D
€ 242,20
Slide 10 - Quiz
Je inkomen is € 600 per maand. Hieronder staat hoeveel je van je inkomen uitgeeft aan primaire behoeften en aan secundaire behoeften. Sleep je juiste antwoorden naar juiste plek.
Percentage
Berekening
Bedrag
Primaire behoeften
67 %
Secundaire behoeften
33 %
600 : 100 x 67
600 : 100 x 33
€ 198
€ 402
Slide 11 - Drag question
Je inkomen is €800 per maand. Daarvan moet je 22% betalen aan huur. Welk bedrag betaal je per maand aan huur?
A
€ 220
B
€ 624
C
€ 176
D
€ 243
Slide 12 - Quiz
Gerard koopt een nieuw tennisracket. Deze kost normaal € 175, maar is nu in de aanbieding. Van het racket gaat 25% af. Wat betaal Gerard nu bij de kassa?
Slide 13 - Open question
Bram verdient met kranten bezorgen € 1.573 per maand. Hoeveel verdient Bram per week?
A
€ 393,25
B
€ 18.876
C
€ 150
D
€ 363
Slide 14 - Quiz
Mieke verdient € 142,50 per week als hulp in een kinderdagverblijf. Hoeveel verdient zijn per maand?
Slide 15 - Open question
Je wilt over een jaar een tablet van € 395 kopen. Je hebt van de winkel nog een tegoedbon van € 65.