Les 2 - Werkwoordspelling

Welkom
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Planning
- 10 minuten lezen
- Leerdoelen
- Nakijken
- Uitleg werkwoordspelling
- Aan de slag
- Uitleg betoog

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet welke vier werkwoordsvormen er zijn.

- Je kunt de vier verschillende werkwoordsvormen op de juiste manier spellen.

Slide 3 - Slide

Werkwoordsvormen
- Persoonsvorm
- Voltooid deelwoord
- Hele werkwoord - infinitief
- Onvoltooid deelwoord --> Hele werkwoord + d

Slide 4 - Slide

Uitleg

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Sterke werkwoorden: veranderen van klank als ze in een andere tijd worden gezet --> Klankveranderd
Voorbeelden: zwemmen, lopen, geven, lezen, worden.

Zwakke werkwoorden: houden dezelfde klas als ze in een andere tijd worden gezet --> Klankvast
Voorbeelden: fietsen, maken, rennen, bepalen.

Slide 6 - Slide

't (x) kofschip
Voor het spellen van de persoonsvorm in de verleden tijd (met zwakke werkwoorden) en het voltooid deelwoord.

Stap 1: Bekijk het hele werkwoord en bepaal de stam.
Stam = hele werkwoord - en. (fietsen = fiets, gooien = gooi, beloven = belov)

Stap 2: Kijk naar de laatste letter van de stam, zit deze in 't (x) kofschip?
Ja: vervoeg het werkwoord met de ik-vorm en een T. (fietste/fietsten/gefietst)
Nee: vervoeg het werkwoord met de ik-vorm en een D. (gooide/gooiden/gegooid, beloofde/beloofden/beloofd)

Slide 7 - Slide

Enkelvoud / meervoud
De personen, dieren, onderdelen die het werkwoord uitvoert / uitvoeren bepalen of het werkwoord moet worden vervoegd in enkelvoud of meervoud.
Ik ... maakte / beloofde
Wij... maakten / beloofden
Mijn klasgenoten ... maakten / beloofden
Gisterenavond .... maakten / beloofden de bezorgers

Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maken van Learnbeat 2.1:
- Deel 2 
- Voortgangstoets

= huiswerk voor vrijdag 10 november

Slide 9 - Slide

Aandachtspunten betoog
Titel: Aandacht trekken: informeren OF nieuwsgierig maken (voorkeur: nieuwsgierigmaken).

Inleiding: Welke van de vier manieren gebruik je? (voorbeeld, vraag, aanleiding, onderwerp aankondigen) + Noem de stelling (Voorbeeld van een stelling: Scholen moeten voortaan pas om 10 uur beginnen).

Slide 10 - Slide

Aandachtspunten betoog
Middenstuk (bestaat uit circa drie alinea's):
Eerste alinea: Argument 1
Tweede alinea: Argument 2
Derde alinea: Tegenargument (wat zouden mensen zeggen die tegen jouw standpunt zijn? Wat kunnen zij zeggen om een discussie / debat aan te gaan?) + weerlegging (haal dit tegenargument onderuit met een eigen argument).

Slide 11 - Slide

Aandachtspunten betoog
Slot: Herhaling van de stelling (bijv: scholen moeten voortaan pas om 10 uur beginnen) + herhalen / samenvatten beste argument.

Aandachtspunten: spelling, grammatica, interpunctie en hoofdletters. Let op gebruik signaalwoorden, zoals ten eerste, daarnaast, verder, etc. (trap niet in de tussenkopjes).

Slide 12 - Slide