6.1.2 De Verlichting

Memo hm 2
H6. De tijd van pruiken en revoluties
De Franse Revolutie
6.1 Het ancien régime
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Memo hm 2
H6. De tijd van pruiken en revoluties
De Franse Revolutie
6.1 Het ancien régime

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Leerdoelen 6.1.2.
3) Ik kan drie kenmerken noemen van de Verlichte manier van denken.
4) Ik kan drie voorbeelden geven van nieuwe ideeën die tijdens de Verlichting ontstonden.
5) Ik kan uitleggen welk nieuw idee Locke over de samenleving had.
6) Ik kan uitleggen welk nieuw idee Montesquieu over bestuur had.
7) Ik kan beschrijven hoe Verlichtingsideeën zich verspreidden.

Ik ken de begrippen en jaartallen uit deze (deel)paragraaf.

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

De Verlichting

Periode (1650-1800) waarin geloof en traditie plaatsmaken voor logische en verstandelijke redeneringen. Verlichte burgers waren kritisch over kerk, bestuur en samenleving en wilden deze verbeteren. 

Slide 4 - Slide

Vertrouwen in de wetenschap
  • Wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw had gezorgd voor nieuwe uitvindingen en ontdekkingen. 
  • Logisch (rationeel) nadenken en experimenteren zorgden voor nieuwe kennis.
  • Mensen kregen steeds meer vertrouwen in het menselijk verstand ('ratio'). 
  • Zou leiden tot steeds meer kennis en verklaringen.
  • Meer kennis zou de mens 'verlichten'.

Slide 5 - Slide

Vertrouwen in de wetenschap
  • De Verlichting leidde tot nieuwe ideeën over God.
  • Verlichte denkers geloofden dat God de aarde en de mens had geschapen, maar zich verder niet meer met zijn schepping bemoeide.
  • De wereld werkte volgens natuurwetten (bijvoorbeeld de Gravitatiewet van Newton).
  • Voor rampen waren logische verklaringen (geen straf van God).
  • Door zelf na te denken i.p.v. aan te nemen wat de kerk of overheid zei, konden mensen bijgeloof overwinnen ('verlicht' worden). 

Slide 6 - Slide

Een nieuwe samenleving
  • De Verlichting zorgde ervoor dat mensen anders gingen denken over de samenleving. Deze zou verbeterd kunnen worden door het verstand te gebruiken ('maakbare samenleving'). 
  • Onderwijs was erg belangrijk om de samenleving vooruit te helpen.
  • Belangrijke aspecten:
  1. Religieus
  2. Sociaal
  3. Politiek
  4. Economie (hoef je niet te kennen)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Een nieuwe samenleving
Religie
  • Kritiek op de houding van de kerk (vervolgingen en verbod op andere religies). Juistheid van geloof kon niet bewezen worden. 
  • Religieuze tolerantie = Geen straf als je iets anders geloofde dan de kerk voorschreef. Iedereen mag geloven wat hij of zij wil en moet elkaars godsdienst respecteren.
  • Scheiding van kerk en staat = De kerk mocht zich niet met het bestuur bemoeien en de staat niet met het geloof. 

Slide 9 - Slide

Een nieuwe samenleving
Sociaal
  • Kritiek op de ongelijkheid van de (standen)samenleving. Alle mensen zijn geboren met natuurrecht. Idee dat voor iedereen rechten gelden omdat ze door de 'natuur' zijn gegeven. Niemand mag de gezondheid, vrijheid of het bezit van anderen aantasten.
  • Vrijheid, bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, persvrijheid, godsdienstvrijheid of vrijheid om handel te drijven.
  • Gelijkheid, bijvoorbeeld gelijkheid voor de wet, gelijkheid tussen man en vrouw, gelijkheid voor slaaf of niet-slaaf of zelfs afschaffen van slavernij. 

Slide 10 - Slide

Een nieuwe samenleving
Politiek
Kritiek op het absolutisme. Leidde tot machtsmisbruik en was gebaseerd op religie.

John Locke
  • Koning heeft de macht van het volk.
  • Taak koning: beschermen van de vrijheid van het volk.
  • Deed de koning dat niet dan mocht het volk in opstand
       komen.

Slide 11 - Slide

Een nieuwe samenleving
Jean-Jacques Rousseau
  • Volk moest de macht niet aan de koning overdragen.
  • Volk moest zelf besturen (democratie).
  • Tegen absolutisme.

Charles de Montesquieu
Scheiding der machten ('Trias Politica'): 
Bestuurlijke macht moest in drie delen worden verdeeld 
(wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht).

Slide 12 - Slide

Een nieuwe samenleving
Wetgevende macht
  • Parlement (volksvertegenwoordiging)
  • Maken regels en wetten

Uitvoerende macht
  • Koning en ministers (regering)
  • Voeren de regels en wetten uit

Rechtsprekende macht 
  • Rechters
  • Straffen wanneer wetten en regels worden overtreden

Slide 13 - Slide

De reactie van vorsten
Absolute vorsten waren niet blij met de nieuwe, verlichte ideeën
  • Verboden boeken met kritiek op kerk of bestuur. 
       Censuur = verbod door de regering op het openbaar maken van 
       bijvoorbeeld teksten, toneel- en muziekstukken.
  • Verlichte denkers werden verbannen of opgesloten.

Toch konden koningen en de kerk de verspreiding van de verlichte ideeën niet stoppen.

Slide 14 - Slide

De reactie van vorsten
  • Verlichte ideeën waren vooral populair onder de bourgeoisie.
  • Kwamen bij elkaar in salons en koffiehuizen om ideeën uit te wisselen.
  • Ideeën verspreidden zich via tijdschriften en kranten.
  • Op die manier onstond een publieke opinie.

Slide 15 - Slide

Welke zin of welke zinnen zijn juist?
1 Verlichte denkers vonden dat mensen zelf moeten bepalen wat ze geloven.
2 Verlichte denkers waren tegen tolerantie op godsdienstig gebied.
3 Volgens aanhangers van de Verlichting was alles wat er gebeurde logisch te verklaren.
4 Vóór de Verlichting geloofde bijna iedereen dat God niet meer ingreep in het leven.
A
Zin 1 en 3
B
Alleen zin 4
C
Zin 1, 3 en 4
D
Zin 2 en 3

Slide 16 - Quiz

Welke verlichte denker ontwikkelde de Trias Politica?
A
John Locke
B
Jean-Jacques Rousseau
C
Charles de Montesquieu
D
Baruch Spinoza

Slide 17 - Quiz

Waarom is de Trias Politica belangrijk?
A
Het voorkomt machtsmisbruik.
B
Meer mensen besturen het land.
C
De koning krijgt ondersteuning
D
Het zorgt voor gelijkheid.

Slide 18 - Quiz

Welke zinnen horen bij verlichte denkers?
1. Als bestuurders niet goed besturen, mag het volk ze door anderen vervangen;
2. De macht van de overheid moet verdeeld worden tussen de regering, het parlement en de rechters;
3. Een koning hoeft zijn besluiten aan niemand uit te leggen;
4. De kerk mag zich ook met het bestuur bemoeien.

A
Zin 1 en 2
B
Zin 1 en 3
C
Zin 2 en 3
D
Zin 3 en 4

Slide 19 - Quiz

Welke zinnen horen bij het ancien régime?
1. Elke staat moet een grondwet hebben, waarin staat hoe het land wordt geregeerd.
2. Vorsten hebben hun macht gekregen van God.
3. Koning en ministers hebben hun macht van het volk gekregen.
4. De wil van de koning is wet.
A
Zin 1 en 3
B
Zin 1 en 4
C
Zin 2 en 3
D
Zin 2 en 4

Slide 20 - Quiz

Leerdoelen
Leerdoelen 6.1.2.
3) Ik kan drie kenmerken noemen van de Verlichte manier van denken.
4) Ik kan drie voorbeelden geven van nieuwe ideeën die tijdens de Verlichting ontstonden.
5) Ik kan uitleggen welk nieuw idee Locke over de samenleving had.
6) Ik kan uitleggen welk nieuw idee Montesquieu over bestuur had.
7) Ik kan beschrijven hoe Verlichtingsideeën zich verspreidden.

Ik ken de begrippen en jaartallen uit deze (deel)paragraaf.

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 22 - Slide