Grammatica woordsoorten H1 - 3h

Grammatica woordsoorten
Betrekkelijk voornaamwoord
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten
Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
A. De eerste prijs was voor Chantal Janzen ..... het Eurovisie Songfestival presenteerde.
B. Jimmie vertelt graag een verhaal .... eigenlijk niemand gelooft.
C. Gisteren downloadde Derk een spel .... inmiddels superpopulair is.
D. De scooter .... Jan heeft gekocht, rijdt maximaal 25 km/u.

Slide 2 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat al eerder genoemd is (het antecedent). 
die - dat - wie - wat 

De-woorden: die
Het-woorden: dat
Persoon: wie

Slide 3 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord
Wat:
1. Overtreffende trap - het allerlekkerste wat ik ooit gegeten heb.
2. woorden als alles, enige, iets, niets, veel - Alles wat je wilt weten, vertel ik niet.
3. een hele zin - De ouders van Isa zijn erg streng, wat zij vervelend vindt.

Slide 4 - Slide

Weet je het nog?
Grammatica woordsoorten

Slide 5 - Slide

[Dat] ijsje van gisteren was erg lekker.
A
aanw vnw
B
vrgnd vnw
C
bez vnw
D
betr vnw

Slide 6 - Quiz

[Wat voor] boek lees jij?
A
aanw vnw
B
vrgnd vnw
C
bez vnw
D
betr vnw

Slide 7 - Quiz

De trui [die] daar ligt, is van mijn broer
A
aanw vnw
B
vrgnd vnw
C
bez vnw
D
betr vnw

Slide 8 - Quiz

De trui die daar ligt, is van [mijn] broer
A
aanw vnw
B
vrgnd vnw
C
bez vnw
D
betr vnw

Slide 9 - Quiz

[Ik] heb al goed geleerd voor de toetsweek.
A
aanw vnw
B
pers vnw
C
bez vnw
D
betr vnw

Slide 10 - Quiz