Grammatica woordsoorten H1 - 3h

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Voordat we gaan beginnen...

10 minuten lezen uit je leesboek

In stilte!

Leg het huiswerk (opdracht 4 van Lezen H1, blz. 15 t/m 17) op de hoek van je tafel

Nederlands

Lezen H1: tekststructuren (afronding)

Grammatica woordsoorten: betrekkelijk voornaamwoord

Wat gaan we vandaag doen?

• Lezen uit je leesboek
  
  
• Huiswerk nakijken: opdracht 4 van Lezen H1 (blz. 15 t/m 17)
• Uitleg betrekkelijk voornaamwoord
• Opdrachten maken

Grammatica woordsoorten

Betrekkelijk voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

A. De eerste prijs was voor Chantal Janzen ..... het Eurovisie Songfestival presenteerde.

B. Jimmie vertelt graag een verhaal .... eigenlijk niemand gelooft.

C. Gisteren downloadde Derk een spel .... inmiddels superpopulair is.

D. De scooter .... Jan heeft gekocht, rijdt maximaal 25 km/u.

Betrekkelijk voornaamwoord

Het betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat al eerder genoemd is (het antecedent). 

die - dat - wie - wat 

De-woorden: die

Het-woorden: dat

Persoon: wie

Betrekkelijk voornaamwoord

Wat:

1. Overtreffende trap - het allerlekkerste wat ik ooit gegeten heb.

2. woorden als alles, enige, iets, niets, veel - Alles wat je wilt weten, vertel ik niet.

3. een hele zin - De ouders van Isa zijn erg streng, wat zij vervelend vindt.

Aan de slag!

Wat? Opdrachten 1 + 2

Waar? Bladzijde 31

Wanneer? Maandag 4 oktober

Hoe? Alleen en in stilte

Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs

Klaar? Lees verder in je 3PAK of werk verder aan ander huiswerk

Voordat we gaan beginnen...

10 minuten lezen uit je leesboek

In stilte!

Leg het huiswerk (opdrachten 1 + 2 van blz. 31) op de hoek van je tafel

Wat gaan we vandaag doen?

• Lezen uit je leesboek
  
  
• Huiswerk nakijken: opdrachten 1 + 2, Grammatica woordsoorten (blz. 31)
• Andere woordsoorten: weet je ze nog?
• Opdrachten maken

Weet je het nog?

Grammatica woordsoorten

[Dat] ijsje van gisteren was erg lekker.

1. aanw vnw
2. vrgnd vnw
3. bez vnw
4. betr vnw

[Wat voor] boek lees jij?

1. aanw vnw
2. vrgnd vnw
3. bez vnw
4. betr vnw

De trui [die] daar ligt, is van mijn broer

1. aanw vnw
2. vrgnd vnw
3. bez vnw
4. betr vnw

De trui die daar ligt, is van [mijn] broer

1. aanw vnw
2. vrgnd vnw
3. bez vnw
4. betr vnw

[Ik] heb al goed geleerd voor de toetsweek.

1. aanw vnw
2. pers vnw
3. bez vnw
4. betr vnw

Aan de slag!

Wat? Opdracht 3

Waar? Bladzijde 31

Wanneer? Over 7 minuten nakijken

Hoe? Alleen en in stilte

Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs

Klaar? Lees verder in je 3PAK of werk verder aan ander huiswerk