Quiz Ecologie

Quiz Ecologie
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz Ecologie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke optimumkromme past bij een enzym dat werkzaam is in de maag?
A
C
B
D
C
E
D
Dat kun je niet aflezen

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Een optimumkromme gaat over de...?
A
Beste overleving en voortplantingskans
B
Zoveel mogelijk voortplanten

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Territorium - Territoriumgedrag
Wat is NIET waar?

A
Een territorium is een eigen leefgebied
B
De grenzen van een territorium worden afgebakend
C
Vooral vrouwtjes bewaken het territorium
D
Het territorium wordt verdedigd door te dreigen en evt. te vechten is territoriumgedrag

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is parasitisme?
A
Ene soort heeft voordeel en de ander nadeel
B
Beide soorten hebben nadeel
C
Beide soorten hebben voordeel
D
Ene soort heeft voordeel en de ander geen voordeel en nadeel

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is commensalisme?
A
Een relatie waarbij één soort voordeel heeft en de andere neutraal blijft
B
Een relatie waarbij beide soorten voordeel hebben
C
Een relatie waarbij beide soorten nadeel hebben
D
Een relatie waarbij één soort voordeel heeft en de andere nadeel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is mutualisme?
A
Een relatie waarbij beide soorten nadeel hebben
B
Een relatie waarbij één soort voordeel heeft en de andere neutraal blijft
C
Een relatie waarbij één soort voordeel heeft en de andere nadeel
D
Een relatie waarbij beide soorten voordeel hebben

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Planten nemen met hun wortels water, met daarin opgeloste stikstofzouten op.
Waarom hebben planten stikstofzouten nodig?
A
om glucose te maken
B
om eiwitten te maken
C
om vetten te maken
D
om te verbranden voor energie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ecologische niche?
A
De grootte van het leefgebied van een soort.
B
De rol van een soortpopulatie in een ecosysteem.
C
De kleur van een bepaalde plantensoort.
D
Het leesgebied van dezelfde individuen van een soort.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de beste omschrijving van de ecologische voetafdruk?

De ecologische voetafdruk laat zien,

A
hoe rijk ieder land is
B
hoeveel afval ieder mens produceert
C
hoeveel grondstoffen ieder mens gebruikt
D
hoeveel hectare van de aarde ieder mens gebruikt

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort bij biologische landbouw
A
Kunstmatige gifstoffen
B
Dierlijke mest
C
Monocultuur
D
Onkruidbestrijding met machines

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent kringlooplandbouw?
A
Zo min mogelijk mest produceren
B
Zo min mogelijk verlies van grondstoffen
C
Zo klein mogelijke veestapel

Slide 12 - Quiz

Huidige landbouw:
- vervuilt de bodem/water
- put fossiele brandstoffen uit
- ruineert vogelweides en oerwouden
- de veeteelt bedreigt de volksgezondheid en veroorzaakt dierenleed
- veel overheidssteun (tientallen miljarden)
- energievretend kunstmest wordt moeilijker te maken
- de fosfaat- en kaliumvoorraden raken op
welke soorten landbouw zijn er in Nederland?
A
akkerbouw, veeteelt en tuinbouw
B
akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en biologische landbouw
C
akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en visserij
D
veeteelt, biologische landbouw, tuinbouw en visserij

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Een heterotroof organisme ..
A
Doet aan verbranding
B
Doet aan fotosynthese
C
Heeft bladgroenkorrels

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Door koolstofdioxide in de lucht is er het broeikaseffect.
Wat is het broeikaseffect?
A
Het afgeven van warmtestraling vanaf de zon naar de aarde.
B
Het tegenhouden van warmtestraling vanaf de ruimte naar de aarde.
C
Het tegenhouden van warmtestraling vanaf de aarde naar de ruimte.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Brengen reducenten stikstofterug in de stikstofkringloop?
A
nee
B
ja, als nitraat
C
ja, als ammoniakgas
D
ja, als eiwit

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een kenmerk van biologische landbouw?
A
Ziekten worden bestreden met chemische bestrijdingsmiddelen.
B
Er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt.
C
Dieren worden alleen binnen gehouden.
D
Er wordt veel kunstmest gebruikt.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Duurzame grondstoffen zijn:
A
nieuwe dingen kopen
B
olie, benzine, gas
C
dingen hergebruik
D
recyclen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Het versterkt broeikaseffect is een groot probleem.
Welke stof veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?

A
koolstofmono-oxide
B
stikstofdioxide
C
koolstofdioxide
D
zwaveldioxide

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer is de koolstofkringloop verstoord?
timer
0:20
A
Als er minder koolstofdioxide geproduceerd wordt dan verwerkt kan worden door de planten
B
Als er meer koolstofdioxide geproduceerd wordt dan verwerkt kan worden door de planten
C
Als er minder zuurstof geproduceerd wordt door de planten dan koolstofdioxide
D
Als er meer zuurstof geproduceerd wordt door de planten dan koolstofdioxide

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is precisie Landbouw?

A
Dat de boer precies weet wat er op zijn land staat
B
Dat de boer precies weet hoe oud zijn gewas is
C
Dat de boer precies weet waar hij moet mesten , water geven of moet spuiten tegen ziektes
D
Dat de boer precies weet hoeveel hij kan verdienen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

In welke vorm van akkerbouw raakt de bodem het snelst uitgeput?
A
Monocultuur
B
Biologische tuinbouw
C
Glastuinbouw

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

In de kringloop in het aquarium neemt waterpest stikstofzouten op.
Voor de productie van welke groep energierijke stoffen gebruikt waterpest deze stikstofzouten?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
mineralen
D
vetten

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

1. In de biologische landbouw komen veel monoculturen voor
2. In de biologische landbouw worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt
A
1 = juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Bij het versterkt broeikaseffect
A
lost CO2 veel meer op in water
B
komt er teveel CO2 in de lucht

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

In de koolstofkringloop worden door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?
A
Planten
B
Dieren
C
Dieren en schimmels
D
Zowel planten, dieren als schimmels

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is duurzame landbouw?
A
Landbouw die rekening houdt met milieu
B
Landbouw die rekening houdt met milieu, dieren en mensen
C
Landbouw die geen rekening houdt met milieu, dieren en mensen
D
Landbouw die rekening houdt met dieren en mensen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort bij biologische landbouw?
A
Intensieve veehouderij
B
Chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt
C
Er zijn veel monoculturen
D
Het milieu wordt zoveel mogelijk ontzien

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een POPULATIE
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Cyanobacteriën zijn autotroof omdat ze
A
chloroplasten bezitten
B
omdat ze glucose kunnen maken uit water en koolstofdioxide
C
organisch voedsel moeten gebruiken
D
ziektes kunnen veroorzaken

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat zien we op de foto?
A
electriciteitskabel
B
waterleiding
C
druppelirrigatie
D
duurzame landbouw

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Noem een kenmerk van duurzame
landbouw
A
een hoge productie
B
zo min mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu
C
grote bedrijven
D
gebruik van veel water, energie en grondstoffen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Ammoniak
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welke optimumkromme hoort bij zonplanten en welke bij schaduwplanten?
A
rood: schaduwplanten, blauw: zonplanten
B
rood: zonplanten, blauw: schaduwplanten

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions