Leesstrategieën, tekstverbanden en signaalwoorden

Voorkennis opfrissen
Leesstrategieën, hoofd- en bijzaken, tekstdoelen en tekstverbanden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Voorkennis opfrissen
Leesstrategieën, hoofd- en bijzaken, tekstdoelen en tekstverbanden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke drie leesstrategieën kun je gebruiken?
A
Zoekend lezen
B
Verkennend lezen
C
Nauwkeurig lezen
D
Oplettend lezen

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen hoofd- en bijzaken?
A
Bijzaken staan vaak in de eerste of laatste zin van de alinea
B
Hoofdzaken kun je weglaten in een samenvatting
C
Bijzaken kun je weglaten in een samenvatting
D
Hoofdzaken geven een toelichting op de kernzin

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer lees je een tekst zoekend?
A
Als je wilt weten over welk onderwerp de tekst gaat
B
Als je snel de belangrijkste informatie uit de tekst wilt halen
C
Als je snel (specifieke) informatie uit de tekst wilt halen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een hoofdgedachte?
A
De kernzin van een alinea.
B
De belangrijkste informatie uit de tekst samengevat in een woord.
C
De belangrijkste informatie uit de tekst samengevat in een zin.
D
De reden waarom de schrijver de tekst schrijft.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke leesstrategie zet je in als je een tekst samenvat?
A
Zoekend lezen
B
Nauwkeurig lezen
C
Verkennend lezen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Waar kijk je naar als je verkennend leest?
A
Titels en deeltitels
B
Titels, deeltitels en illustraties
C
Titels, deeltitels, illustraties, inleiding en slot
D
Titels, deeltitels, illustraties, inleiding, slot, bron en schrijver

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke leesstrategie bekijk je de verbanden tussen alinea's?
A
Zoekend lezen
B
Verkennend lezen
C
Nauwkeurig lezen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke vier schrijfdoelen zijn er?
A
Informeren, overtuigen, archiveren, amuseren
B
Informeren, overhalen, activeren, amuseren
C
Informeren, overtuigen, activeren, amuseren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen overtuigen en activeren?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Welke van de 9 tekstverbanden ken je nog? Noem hierbij 1 signaalwoord.

Slide 11 - Mind map

  • Opsomming: eerst, daarna, vervolgens
  • Tegenstelling: daarentegen, maar, echter
  • Voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie
  • Reden of argument: omdat, want, namelijk
  • Oorzaak-gevolg: doordat, hierdoor, met als gevolg
  • Doel-middel: door middel van, om te, waarmee
  • Conclusie: dus, kortom, dan ook
  • Volgorde: eerst, dan daarna
  • Tijd: terwijl, voordat, nadat, tijdens