Week 47 les 1 grammatica

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 4 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
(er zijn meerdere antwoorden goed)

Slide 5 - Open question

Wat is de persoonsvorm?

Fiets jij elke ochtend naar school?
A
Fiets
B
jij
C
elke ochtend
D
naar school

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

Wie heeft alle pepernoten opgegeten?
A
Wie
B
heeft
C
alle pepernoten
D
opgegeten

Slide 7 - Quiz

Hoe vaak kijk jij naar Netflix?
Wat is de persoonsvorm?

Slide 8 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen:
Nimra was superblij met haar hoge wiskundecijfer.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Onderwerp van de zin,
wat weet je er al van?

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.

- Vormt ALTIJD een duo met de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 

Slide 17 - Slide

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 18 - Slide

de vervelende docenten
Kan dit het onderwerp van een zin zijn?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Slide 20 - Open question

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 21 - Open question

Wat is het onderwerp?
Welk deel van de stad werd door de orkaan verwoest?

Slide 22 - Open question