Grammatica zinsdelen onderwerp 8feb

Grammatica zinsdelen


onderwerp


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen


onderwerp


Slide 1 - Slide

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 2 - Quiz

Mijn buurman wil graag een beroemd zanger worden.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 3 - Open question

Lesdoel
  1. Je kunt de persoonsvorm en het onderwerp in een korte zin aanwijzen. 
  2. Je kunt alle werkwoorden in een zin aanwijzen. 

Slide 4 - Slide

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 


Slide 5 - Slide

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 6 - Slide

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 7 - Open question

persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 8 - Drag question

Bespreken huiswerk

Slide 9 - Slide

Huiswerk - opdracht 4


1. De verpakkingen van levensmiddelen moeten E-nummers vermelden. 
2. De chauffeur van Tram 1 zegt iedereen vriendelijk goedemorgen. 
3. In onze schoolkantine worden lekkere broodjes met gezond beleg verkocht.


Slide 10 - Slide

Huiswerk - opdracht 4


4. De kitesurfers aan het strand maken fantastische         sprongen. 
5. Wanneer mogen de leerlingen van de                            brugklas naar het theater?
6. Bij ons in de schuur staat een elektrische fiets met      minstens zeven versnellingen



Slide 11 - Slide

Belangrijke tips!
  • de persoonsvorm en het onderwerp zijn qua aantal gelijk (meervoud - meervoud, enkelvoud - enkelvoud)
  • Deel de zin in zinsdelen. Let op: alles wat in de zin al voor de persoonsvorm is één zinsdeel. Zet daar dus geen strepen tussen! 

Slide 12 - Slide

Onderwerp?
De gymleraar heeft de basketballen alvast gepakt.

Slide 13 - Open question

Onderwerp?
De uitnodiging voor de bruiloft van mijn neef is te laat verstuurd.

Slide 14 - Open question

Waaraan herken je werkwoorden?

Slide 15 - Mind map

Werkwoorden
Deze wiskundesom vindt Anouk heel makkelijk.

Slide 16 - Open question

werkwoorden
onderwerp (ow)
eet
Piet
weigeren
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 17 - Drag question

Huiswerk
1. Kijk goed naar je huiswerk. Ik heb je je werk teruggestuurd via Teams. Kijk naar wat je fout hebt gedaan. Snap je het?
Zo niet: schrijf je vraag op en stel die morgen tijdens de les. 

2. Maak een nieuwe opdracht in Teams: 'vind het onderwerp, de persoonsvorm en de werkwoorden'. 

Slide 18 - Slide

Ik kan het onderwerp in de zin vinden.
010

Slide 19 - Poll

Ik kan werkwoorden in de zin vinden.
010

Slide 20 - Poll