A=Argument
U=Uitleg
B=bijvoorbeeld
"Ik ben tegen referenda (standpunt), omdat ik denk dat veel mensen slecht onderbouwde keuzes maken (argument)
Veel wetsvoorstellen zijn ingewikkeld en burgers hebben vaak geen tijd om zich te verdiepen in deze moeilijke uitleg (uitleg). Het Oekraine-referendum bijvoorbeeld, ik begreep er niet veel van" (bijvoorbeeld)