TA7 1.2.9 directe en indirecte rede

1 / 24
next
Slide 1: Video
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Directe en indirecte rede
"Ik loop iedere vrijdag naar mijn oma", zei Emre.
Emre zei dat hij iedere vrijdag naar zijn oma loopt.
-----
De gymdocent vroeg: "Lukt het een beetje?"
De gymdocent vroeg of het een beetje lukt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Een zin in de directe rede zegt precies wat iemand heeft gezegd.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Een zin in directe rede staat tussen...........en begint met een .........
A
haakjes, kleine letter
B
aanhalingstekens, kleine letter
C
haakjes, hoofdletter
D
aanhalingstekens, hoofdletter

Slide 5 - Quiz

Wat mist de volgende directe rede?

De dief riep: Je geld of je leven!
A
Haakjes
B
Aanhalingstekens
C
een politieagent
D
Een punt

Slide 6 - Quiz

Aanhalingstekens vind je terug bij .....
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 7 - Quiz

In welke zin is de DIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"

Slide 8 - Quiz

Welke zin staat in de directe rede?
A
De jongen zegt dat hij een smaak ijs kiest.
B
Het meisje zegt dat de jongen niet zo gemeen moet doen.
C
Oma vraagt: "Wat heb je gedaan op school?"
D
Rick zegt dat hij naar huis gaat.

Slide 9 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 10 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Gradje vraagt: "Mag ik wat eten?"
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 11 - Quiz

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: "Kom direct thuis!"
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Stijn vertelde mij dat hij gisteren ziek was.

Slide 12 - Quiz

Frederique vraagt of ik bij haar kom spelen.

Zet deze zin in de DIRECTE rede
A
Frederique vraagt: "kom je bij mij spelen?"
B
Frederique vraagt: "Kom je bij mij spelen?"
C
Frederique vraagt: "Kom je bij mij spelen."
D
Frederique vraagt "Kom je bij mij spelen?"

Slide 13 - Quiz

Directe of indirecte rede:
De juf zegt dat je je spullen op moet ruimen.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 14 - Quiz

Directe of indirecte rede?


Indy zegt: "Op een paard kan je rijden."
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 15 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
De juf vraagt of je stil wilt zijn.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 16 - Quiz

Pap zegt dat ik mijn fiets voor het eten binnen moet zetten.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 17 - Quiz

Maak nu les 9 van Taal

Slide 18 - Slide

Hoofdletters
Altijd onderstrepen of markeren!

Slide 19 - Slide

Een hoofdletter gebruik je...
- aan het begin van een zin;
- bij (aardrijkskundige) namen en voorletters*;
- bij officiële feestdagen;
- bij letters van postcodes (5345 PM).

* bedrijven, cursussen, titels van boeken, heilige personen.

Slide 20 - Slide

Een hoofdletter gebruik je niet...
- onnodig in het midden van een zin;
- windstreken;
- dagen en maanden;
- meneer of mevrouw, tenzij;
- onderwijstypes en eenheden.

Slide 21 - Slide

Let op!
- TikTok
- YouTube
- LinkedIn
...

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Aan de slag
Maak blz. 1 en 2 van de reader Taalvaardigheid.
Klaar? Volg de stappen naar CambiumNed op blz. 1 en maak de oefeningen.

Slide 24 - Slide