Woordenschat H4 en Formuleren H5

Welkom!
Pak je laptop en doe mee met LessonUp
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je laptop en doe mee met LessonUp

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je kunt de betekenis van een onbekend woord raden met behulp van een tegenstelling en je vergroot je woordenschat.
Je kunt de trappen van vergelijking correct gebruiken met 'als' en 'dan'.


Slide 2 - Slide

Nakijken opdracht 4
  • a dood – morsdood  <> springlevend
  • b droog – kurkdroog <> kletsnat
  • c duur – peperduur <> spotgoedkoop
  • d gezond – kerngezond <> doodziek
  •  heet – snikheet, bloedheet, loeiheet <> ijskoud; steenkoud
  • f jong – piepjong <> stokoud

Slide 3 - Slide

opdracht 4
  • g mager – broodmager; graatmager <> moddervet
  • h nijdig – spinnijdig; pisnijdig <> poeslief
  • i rijk – schatrijk; steenrijk <> straatarm
  • j wit – sneeuwwit; spierwit <> gitzwart; pikzwart; roetzwart
  • k zacht – boterzacht; fluweelzacht <> keihard
  • l zwaar – loodzwaar <> vederlicht


Slide 4 - Slide

Bespreken antwoorden 7.2
Doe mee met LessonUp.

Slide 5 - Slide

ruimte en voorzieningen voor een bepaald doel
belangrijk
ideeën geven om iets te doen
enige in zijn soort
veelbelovende
a) unieke
b) rooskleurige
c) wezenlijk
d) accomodatie
e) inspireren

Slide 6 - Drag question

wil om iets te bereiken
kenmerkend
enthousiaste
maar alleen als
f) karakteristiek
g) geestdriftige
h) mits
i) ambitie

Slide 7 - Drag question

Formuleren H5

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil in betekenis tussen zin a en b?

a) Wiskunde is makkelijker dan je denkt.
b) Wiskunde is makkelijker als je denkt.

Slide 9 - Open question

De trappen van vergelijking
Er zijn 3 trappen van vergelijking:
1) De stellende trap: hard, zwaar, boos, woest
2) De vergrotende trap: harder, zwaarder, bozer, woester
3) De overtreffende trap: hardst, zwaarst, boost, meest woest

Slide 10 - Slide

spelling trappen van vergelijking
  • Een woord dat op '-r' eindigt, krijgt in de vergrotende trap '-der': zwaar- zwaarder
  • Een woord dat op '-s' eindigt, krijgt in de overtreffende trap alleen een '-t'; boos -boost
  • Een woord dat op '-st' eindigt, krijgt in de overtreffende trap geen '-st' maar 'meest' ervoor; woest - meest woest
  • Er zijn ook woorden met een afwijkende vergrotende en overtreffende trap: goed, graag, veel, weinig.

Slide 11 - Slide

als of dan/ ik of mij
Je gebruikt 'als' na de stellende trap en 'dan' na de vergrotende trap.
Hij is niet zo groot als ik/ Hij is groter dan ik.

Om te bepalen of je ik of mij (jij of jou, hij of hem, zij of haar, wij of ons, wij of hen/hun) gebruikt, maak je de zin langer.
Hij is net zo groot als ik. (... als ik ben.)  Hij is groter dan ik. (..dan ik ben.)
Mijn moeder vindt mijn zusje net zo lief als mij .(...als ze mij vindt.)
Mijn moeder vindt mijn zusje liever dan mij. (... dan ze mij vindt.)

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maak online alle opdrachten van Formuleren H5 (of in je boek op blz. 152-153)

Slide 13 - Slide