Oefentoets organen en cellen thema 2

Oefentoets 
hoofdstuk Organen en cellen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefentoets 
hoofdstuk Organen en cellen

Slide 1 - Slide

Een wortel is een orgaan van een plant.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz


nr. 2
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 3 - Quiz

Herhaling: Zet op volgorde van groot naar klein
Orgaanstelsel
Orgaan
Cel
Organisme

Slide 4 - Drag question

Organisme
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 5 - Drag question


nr. 6
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 6 - Quiz


Welke stelsels zie je?
A
bloedvatenstelsel zenuwstelsel
B
beenderenstelsel zenuwstelsel
C
verteringsstelsel spierstelsel
D
je ziet alleen organen

Slide 7 - Quiz

mond, slokdarm, lever, maag, dunne darm, dikke darm, anus
neusholte, mondholte, luchtpijp, long
bloedvaten, hart
nier, urineleider, blaas, urinebuis
hersenen, ruggenmerg, zenuwen
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Uitscheidingsstelsel
Zenuwstelsel

Slide 8 - Drag question

Het hart is
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 9 - Quiz

wel orgaanstelsel zie je hiernaast?

Slide 10 - Open question

In de afbeelding is een cel schematisch getekend.

Aan welke kenmerken kun je zien dat een plantaardige cel is getekend?
noteer de nummers met de naam erbij

Slide 11 - Open question

Dierlijke cellen hebben een celmembraan.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Celwanden zorgen voor stevigheid.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Bladgroenkorrels zitten in de kern van een plantencel.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Als je geen kleurstofoplossing toevoegt, kun je je wangcellen niet goed zien onder de microscoop.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Een weefsel is een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

In de afbeelding is een orgaan getekend.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Plantaardige cellen zijn vaak hoekiger van vorm dan dierlijke cellen.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

In afbeelding is een dierlijk weefsel getekend.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

In de luchtpijp zitten spieren, cellen met trilharen en cellen die de buitenkant bedekken.
Tot hoeveel weefsels en tot hoeveel organenstelsels hoort de luchtpijp?
A
Tot één weefsel en één organenstelsel.
B
Tot één weefsel en drie organenstelsels.
C
Tot drie weefsels en één organenstelsel.
D
Tot drie weefsels en drie organenstelsels.

Slide 20 - Quiz

In de afbeelding is een microscopische tekening te zien van een deel van een plant.
Stelling 1. In deze tekening zijn meerdere cellen te zien.
Stelling 2. In deze tekening is slechts één weefsel te zien.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Geen van beide stellingen is juist.

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding is een bladcel afgebeeld.
Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ...(1)....
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.

Slide 22 - Quiz

Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie deafbeelding). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van dierlijke cellen te bekijken.
Welke van deze preparaten moeten ze dan bekijken?

A
Preparaat 1.
B
Preparaat 2.
C
Preparaat 3.
D
Preparaat 4.

Slide 23 - Quiz

Vandaag is er practicum. De leerlingen werken in duo's. Ieder duo krijgt van de lerares vier microscooppreparaten. Op elk preparaat zit een etiketje (zie deafbeelding). Kirsten en Angeline werken samen.
Kirsten en Angeline krijgen de opdracht om een preparaat van dierlijke cellen te bekijken.
In één van de preparaten zijn de meisjes er zeker van dat er geen celwanden om de cellen aanwezig zijn.
In welk preparaat is dat?


A
Preparaat 1.
B
Preparaat 2.
C
Preparaat 3.
D
Preparaat 4.

Slide 24 - Quiz

In een organisme komen onder andere cellen, organen, organenstelsels en weefsels voor.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van klein naar groot?

A
Cel – orgaan – organenstelsel – organisme.
B
Orgaan – organenstelsel – organisme – cel.
C
Organenstelsel – cel – orgaan – organisme
D
Organisme – organenstelsel – orgaan – cel.

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding is een orgaan van een mens getekend.
Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 26 - Quiz

Tanja gebruikt een microscoop met een oculair dat 10 × vergroot.
Ze draait een objectief voor dat 40 × vergroot.
Met welke vergroting bekijkt ze het preparaat?
Met een vergroting van
A
10x
B
40x
C
50x
D
400x

Slide 27 - Quiz

In de afbeelding is een dierlijke cel schematisch getekend.
Noteer de namen van de genummerde onderdelen 2, 3 en 4.

Slide 28 - Open question

Het terugkerende proces van celdeling, groei en weer een nieuwe celdeling noem je...
A
celdeling
B
Stamcellen
C
celcylcus
D
Brain crash!!

Slide 29 - Quiz

Hoe heten stamcellen die alleen in een embryo voor kunnen komen?
A
Foetus stamcellen
B
Embryonale stamcellen
C
Gespecialiseerde cellen
D
celdeling

Slide 30 - Quiz


Je ziet hier
A
een cel, celkern, genen
B
een cel, celkern, chromosomen
C
een celkern, chromosomen, genen
D
een celkern, genen, DNA

Slide 31 - Quiz

Wanneer zijn de chromosomen zichtbaar in de celkern?
A
Altijd
B
Alleen tijdens celdeling
C
Nooit

Slide 32 - Quiz

De mens heeft 46 chromosomen in de celkern
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quiz

Wat staat in de juiste volgorde van groot naar klein
A
celkern, chromosoom, DNA
B
celkern, DNA, chromosoom
C
DNA, chromosoom, celkern

Slide 34 - Quiz

Bij welk soort eencelligen dieren komt "celmond" voor?
A
Amoebe
B
Pantoffeldiertje

Slide 35 - Quiz

Bij welke soort eencellige dieren komen schijnvoetjes voor?
A
amoebe
B
pantoffeldiertje

Slide 36 - Quiz

Stelling: Eencellige dieren die hebben geen extra organen om adem te halen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 37 - Quiz

In de cellen van je spieren, zit ook DNA dat informatie geeft over je de bouw van je darmen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quiz

Welke combinatie basenparen is juist?
A
A-G & T-C
B
A-C & T-G
C
A-T & G-C
D
Alle combinaties zijn mogelijk

Slide 39 - Quiz

Hoe noem je de letters in het DNA?
A
Chromosomen
B
Genen
C
Basenparen
D
Eiwitten

Slide 40 - Quiz

DNA bestaat uit twee ketens met basenparen.
Welke volgorde van basen hoort bij deze keten?

'ACCGTGTA'
A
'GCCTTACG'
B
'TGGCACAT'
C
'TCCGAGAT'
D
'GTTACACG'

Slide 41 - Quiz