Past Simple

Past Simple
Verleden tijd
1 / 33
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Past Simple
Verleden tijd

Slide 1 - Slide

What do you know about Past Simple?

Slide 2 - Mind map

Write (type) an example for the Past Simple.

Slide 3 - Open question

Choose the correct sentence.
A
We go to Spain for our holidays last year.
B
We goed to Spain for our holidays last year.
C
We went to Spain for our holidays last year.
D
We went to Spain for our holidays next year.

Slide 4 - Quiz

Correct the sentence.
Elizabeth didn't had time to visit the Eiffel Tower.

Slide 5 - Open question

My parents came to visit me last July.
A
een feit (iets wat altijd waar is)
B
een handeling gebeurde op een gegeven tijd in het verleden
C
een gewoonte in het verleden
D
een handeling die toen aan de gang was.

Slide 6 - Quiz

Write true or false.
De Past Simple gebruik je als je het hebt over activiteiten, feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De Past Simple gebruik je voor een afgelopen gebeurtenis op een bepaalde tijd in het verleden.
Waar
Niet waar

Slide 10 - Poll

De Past Simple gebruik je om aan te geven dat iets aan de gang was op een bepaald moment in het verleden
Waar
Niet waar

Slide 11 - Poll

De Past Simple gebruik je voor een gewoonte in het verleden.
Waar
Niet waar

Slide 12 - Poll

De Past Simple gebruik om aan te geven dat een handeling, gebeurtenis of situatie afgelopen is op een bepaalde tijd in het verleden, dus niet meer voortduurt.
Waar
Niet waar

Slide 13 - Poll

Correct the sentence.
We see a good film last week.

Slide 14 - Open question

Correct the sentence.
Where did she went for her last holiday?

Slide 15 - Open question

Choose the correct sentence.
A
He don’t meet his wife in 1995.
B
He didn’t met his wife in 1995.
C
He didn’t meet his wife in 1995.
D
He doesn’t meet his wife in 1995.

Slide 16 - Quiz

Choose the correct sentence.
A
Where did you go for your holidays?
B
Where did you went for your holidays?
C
Where do you go for your holidays?
D
Where are you go for your holidays?

Slide 17 - Quiz

We went to the same beach every summer.
A
een gewoonte in het verleden
B
een feit (iets wat altijd waar is).
C
een handeling die nu aan de gang is.
D
een handeling die toen aan de gang was.

Slide 18 - Quiz

Elizabeth walked into the room and stopped. She listened carefully. She heard a noise coming from the kitchen and then …
A
een verhaal vetellen uit het verleden
B
een handeling gebeurde op een gegeven tijd in het verleden
C
een handeling die toen aan de gang was.
D
een gewoonte in het verleden

Slide 19 - Quiz

De Past Simple gebruik om aan te geven dat een handeling, gebeurtenis of situatie afgelopen is op een bepaalde tijd in het verleden, dus niet meer voortduurt.
Waar
Niet waar

Slide 20 - Poll

De Past Simple wordt gebruikt om te spreken over feiten, gewoontes en gebeurtenissen die regelmatig voorkomen.
Waar
Niet waar

Slide 21 - Poll

I went to Egypt in 2018.
A
een gewoonte in het verleden
B
een afgelopen gebeurtenis op een gegeven tijd in het verleden
C
een handeling die toen aan de gang was.
D
een dagelijkse routine

Slide 22 - Quiz

Lenny …………………. to Los Angeles last week. (go)

Slide 23 - Open question

He …………………. himself a lot. (enjoy)

Slide 24 - Open question

He …………………. a dancing competition. (enter)

Slide 25 - Open question

She wasn’t living there when I first ………….. her. (meet)

Slide 26 - Open question

I ………….. to go out because it was raining. (not want)

Slide 27 - Open question

They were making lunch before I ………….. (arrive)

Slide 28 - Open question

What did they learn about Past Simple today?

Slide 29 - Open question

When do you use the Past Simple?

Slide 30 - Open question

Type a correct example for the Past Simple?

Slide 31 - Open question

Change this sentence into negative.
She visited Manchester last year.

Slide 32 - Open question

Type a question for the Past Simple.

Slide 33 - Open question