This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Past Simple VS Past Continuous
Slide 1 - Slide
What is the difference between Past Simple and Past Continuous?
Slide 2 - Mind map
What do you know about the Past Simple and Past Continuous?
Slide 3 - Mind map
Type a sentence for the Past Continuous.
Slide 4 - Open question
Correct the sentence. She was walk her dog in the park when it started to rain.
Slide 5 - Open question
Correct the sentence. Did she playing volleyball when her mother called?
Slide 6 - Open question
Choose the correct sentence.
I was listening to the radio when Helen phoned.
I listen to the radio when Helen pohoned
I was listening to the radio when Helen phone.
I was listen to the radio when Helen phoned.
Slide 7 - Poll
De Past Simple gebruik je bij gebeurtenissen die al aan de gang waren op een gegeven moment in het verleden.
True
False
Slide 8 - Poll
De Past Continuous gebruik je om aan te geven dat iets aan de gang was in het verleden en werd onderbroken.
True
False
Slide 9 - Poll
Vaak gebruik je de Past Continuous samen met de Past Simple. Past Continuous verwijst dan naar een gebeurtenis die aan de gang was Past Simple verwijst naar iets wat dat onderbreekt.
True
False
Slide 10 - Poll
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
De Past Simple gebruik om aan te geven dat een handeling, gebeurtenis of situatie afgelopen is op een bepaalde tijd in het verleden, dus niet meer voortduurt.
True
False
Slide 13 - Poll
De Past Simple gebruik je bij gebeurtenissen die al aan de gang waren op een gegeven moment in het verleden.
True
False
Slide 14 - Poll
De Past Continuous gebruik je om een handeling te beschrijven die toen aan de gang was.
True
False
Slide 15 - Poll
De Past Continuous gebruik je bij situaties die tijdelijk zijn en in het verleden aan de gang waren.
True
False
Slide 16 - Poll
Choose the correct option. Julius Caesar invaded Britain in 55 BC.
A
een tijdelijk handeling die in het verleden aan de gang was
B
een gewoonte in het verleden
C
een handeling die in het verleden aan de gang was
D
een afgelopen gebeurtenis op een gegeven tijd in het verleden
Slide 17 - Quiz
Choose the correct option. I was watching TV at nine o’clock last night.
A
een handeling gebeurde op een gegeven moment in het verleden
B
een actie die aan de gang was op een gegeven moment in het verleden
C
een gebeurtenis die aan de gang was en die werd onderbroken
D
een gewoonte in het verleden
Slide 18 - Quiz
Choose the correct option. When I was younger and fitter I went running every day.
A
een gewoonte in het verleden
B
een handeling die nog niet voltooid is
C
een gewoonte in de tegenwoordig tijd
D
een tijdelijk handeling die in het verleden aan de gang was
Slide 19 - Quiz
Choose the correct option. I was playing on my computer when it suddenly crashed.
A
een gewoonte in het verleden
B
een handeling die nu aan de gang is
C
een actie die aan de gang was en die werd onderbroken door een andere actie.
D
een handeling die nog niet voltooid is
Slide 20 - Quiz
Yesterday for the first time, the twins ………… the same clothes.
A
didn’t wearing
B
wasn't wearing
C
weren't wearing
D
wasn't wear
Slide 21 - Quiz
I'm sorry, ………… something?
A
were you saying
B
was you saying
C
did you saying
D
were you say
Slide 22 - Quiz
Elizabeth …………………….. TV when I phoned.
A
watched
B
was watching
C
did watch
D
were watching
Slide 23 - Quiz
What …………………….. when I saw you?
A
are you doing
B
were you doing
C
did you doing
D
did you do
Slide 24 - Quiz
Peter …………………….. over when she was playing baseball.