CVRM 2

10-12-24
KZD specifieke doelgroepen 
Module CVRM 
Boek H16 en H18 
Maak module in Farmalect
Maak vragen 2.2 en 2.3 uit de module CVRM in teams 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
KD SDGMBOStudiejaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

10-12-24
KZD specifieke doelgroepen 
Module CVRM 
Boek H16 en H18 
Maak module in Farmalect
Maak vragen 2.2 en 2.3 uit de module CVRM in teams 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Vorige les?!
Module CVRM vragen 2.1 
- Doelstelling CVRM 
- Risicoprofielen
- Behandelstappen 

- MFB>  trombocytenaggregatieremmer bij nitraat gebruik 





Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Doel: 
Aan het einde van de les kan je 
juiste profiel kiezen en  profiel uitwerken  waarbij je 3 interventies uitvoert met bijbehorende MFB

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken 
Maak groepjes van 3 a 4 

Bespreek elkaars antwoorden en vul evt aan > 15 min

ga vervolgens antwoorden controleren lessenup slides > 10 min

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1. Een man van 75 jaar, woonachtig in een verzorgingshuis is bekend met atriumfibrilleren en hypertensie. Zijn medicatie bestaat uit de volgende geneesmiddelen: metoprolol, diltiazem, acenocoumarol, simvastatine en pantoprazol. Welke aandachtspunten zijn er belangrijk voor deze patiënt en ouderen algemeen?

Praat duidelijk, niet te snel en voldoende luid. Hou in de gaten wanneer je de patiënt kan begeleiden. Bij deze patiënt ook therapietrouw navragen (zie medicatie-evaluatieprofiel). 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Link

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vraag c
c ) Kan diltiazem altijd gecombineerd worden met metoprolol? 

De combinatie van een bètablokker met een calciumantagonist voor het regelen van de ventrikelfrequentie bij atriumfibrilleren is nauwelijks onderzocht en is gevaarlijk door de negatief inotrope werking. Een combinatie van bètablokker en calciumantagonist wordt dan ook niet geadviseerd.
Bètablokkers en calciumantagonisten verminderen de contractiekracht en kunnen vooral in hogere doseringen en in combinatie hartfalen veroorzaken. Dat geldt in het bijzonder bij personen met een reeds gestoorde systolische functie van het linkerventrikel.
 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vraag d 
d) Waarom wordt bij deze patiënt metoprolol voorgeschreven in combinatie met diltiazem? 
Bij atriumfibrilleren wordt, zeker bij ouderen, doorgaans frequentiecontrole nagestreefd. Dit kan worden gerealiseerd door een bètablokker, digoxine en/of diltiazem (of verapamil). Een combinatie van metoprolol en diltiazem kan dus toegepast worden bij atriumfibrilleren als één van beide middelen niet voldoende effectief is. Het betreft hier derhalve een rationele combinatie waarbij versterking van de AV-blokkade juist gewenst is.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

vraag e, f
e) Waarom wordt bij deze patiënt acenocoumarol voorgeschreven? De patiënt heeft niet eerder een hartinfarct of trombose gehad.
Medicatie ter preventie van een trombo-embolie.
f) Welke antihypertensiva kunnen de valkans verhogen?
Onder andere bètablokkers, diuretica, ect. door daling in de bloeddruk.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Link

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Link

This item has no instructions

a. Wat is de werking van de geneesmiddelen en tot welke geneesmiddelgroepen behoren ze?
  • Acetylsalicylzuur
  • Perindopril
  • Simvastatine
  • Metoprolol


Slide 15 - Slide

  • Acetylsalicylzuur: trombocytenaggregatieremmers beïnvloeden de hechting van bloedplaatjes aan de vaatwand. Daarmee verminderen ze de kans op vorming van een bloedstolsel in het bloedvat als er sprake is van een verandering in de vaatwand.
  • Metoprolol: metoprolol is een selectieve bèta-1-blokker. Bètasympatholytica werken via het autonome zenuwstelsel. Ze hebben invloed op de hartfrequentie en op de weerstand van het bloedvatenstelsel, wat resulteert in bloeddrukdaling.
  • Simvastatine: cholesterolsyntheseremmers zijn in staat om de aanmaak van het cholesterol in het lichaam te remmen door de snelheidsbepalende stap in de synthese te remmen.
  • Perindopril: de nieren reageren op een te lage bloeddruk met extra productie van het hormoon renine. Renine zet het in de bloedbaan aanwezige angiotensinogeen om in angiotensine I. Angiotensine I wordt door een enzym (ACE) omgezet in angiotensine II. Angiotensine II geeft bloedvatvernauwing en zorgt ervoor dat de nier meer zout en water vasthoudt. Dit leidt tot bloeddrukstijging. ACE-remmers remmen het enzym ACE, waardoor angiotensine II niet geproduceerd kan worden.

vraag b, c, d, e
b) Welke van deze middelen hoeft niet noodzakelijkerwijs te worden voortgezet? Medicamenteuze behandeling na een myocardinfarct bestaat doorgaans ten minste uit acetylsalicylzuur, een statine, een lipofiele bètablokker en bij verminderde linkerventrikelfunctie een ACE-remmer. Dus de ACE-remmer is alleen geïndiceerd bij een verminderde linkerventrikelfunctie.
c) Wat kan een reden zijn om perindopril wel voor te schrijven?
Verminderde linkerventrikelfunctie
d) Welk tijdstip moet simvastatine worden ingenomen? savonds, voor het slapen gaan 
e) Welk tijdstip moet atorvastatine worden ingenomen? maakt niet uit, mag ook in de ochtend 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

f. De patiënt heeft al een lange tijd last van kriebelhoest, maar heeft nog niet de link gelegd met de medicijnen die worden ingenomen. Kan dit ook van de medicatie komen? Zo ja van welk middel en is er een alternatief voor het middel?

Slide 17 - Open question

Perindopril: de hoest kan heel hardnekkig zijn en niet verminderen als u de gebruikelijke middelen tegen kriebelhoest gebruikt. Als bij u deze bijwerking niet overgaat, ga dan naar uw arts. Mogelijk kan uw arts een ander medicijn voorschrijven dat deze bijwerking niet heeft.
Alternatief: A2-antagonisten.

Vraag 3. Bij een periodieke controle komt de praktijkondersteuner van de huisarts erachter dat een patiënt, 45 jaar met diabetes en een LDL > 2,6 mmol/l, geen antilipaemicum in gebruik heeft. Het 10-jaarsrisico op een hartvaatziekte of overlijdenis hoog . Komt de patiënt in aanmerking voor een antilipaemicum? Wat is het juiste antwoord?
A
Ja, alle patiënten met diabetes komen in aanmerking voor een antilipaemicum.
B
Ja, alle patiënten met diabetes komen in aanmerking voor een antilipaemicum wanneer LDL > 2,6mmol/l is.
C
Nee, het 10-jaarsrisico is < 20%. Ondanks de hoogte van LDL-waarde is een antilipaemicum niet nodig.
D
Aanvullende gegevens zijn nodig om te bepalen of een antilipaemicum is geïndiceerd.

Slide 18 - Quiz

Antwoord D 

Slide 19 - Link

This item has no instructions

Slide 20 - Link

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Vraag b en c 
b)De patiënt heeft de diagnose hartfalen gekregen. Wat wordt er verstaan onder hartfalen? Hartfalen is een complex van klachten en verschijnselen bij een structurele of functionele afwijking van het hart die leiden tot een tekortschietende pompfunctie van het hart.
c) Wat zijn de hoofddoelen van de behandeling bij hartfalen? Het reduceren van mortaliteit. Het reduceren van het risico op ziekenhuisopname voor hartfalen. Het verbeteren van klachten en kwaliteit van leven.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

d) Wat is de werking van de geneesmiddelen en tot welke geneesmiddelgroepen behoren ze?
  1. Furosemide
  2. Enalapril
  3. Metoprolol 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Vraag e 
e. Een vaak voorkomende bijwerking van diuretica is hypokaliëmie. Welke klachten kunnen er ontstaan als de patiënt te weinig kaliumionen heeft?  Oorzaak: diureticum (furosemide). Klachten: spierzwakte, spierkramp of spierpijn meestal het eerst in de bovenbenen en armen, ernstige vermoeidheid, hartkloppingen, hartritmestoornissen, misselijkheid en heftige buikklachten.
Noem een geneesmiddelgroep en geneesmiddel die gegeven kan worden om deze bijwerking te voorkomen. > Oplossing: verhoog de dosering ACE-remmer of AII-antagonist, voeg aldosteronantagonist (spironolacton of eplerenon) toe of K sparend diureticum of Kaliumzout 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Vraag f, g, h
f)Welk geneesmiddel is waarschijnlijk verantwoordelijk voor de duizeligheid? Geneesmiddelen die befaamd zijn voor het Metoprolol, furosemide, enalapril.
g) Waarom zorgt het geneesmiddel voor duizeligheid ?Het komt door een daling in de bloeddruk. Dit gaat in het algemeen over als uw lichaam zich heeft ingesteld op de lagere bloeddruk (binnen enkele dagen tot weken). metoprolol en furosemide zorgen ook voor orthostatische hypotensie.
h) Welk advies kan je meegeven aan de patiënt? Als u zich duizelig voelt, sta dan niet te snel op uit bed of van een stoel. U kunt dan het best even liggen en de benen wat hoger leggen, bijvoorbeeld op een kussen.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Vraag i, j, k
i) Welk geneesmiddel is waarschijnlijk verantwoordelijk voor deze klacht? Furosemide 

j) Wat zou je van de patiënt willen weten wat betreft het gebruik?
k) Welk advies geef je mee aan de patiënt? Op welk moment van de dag de patiënt de furosemide inneemt. Vanaf een half uur tot ongeveer 8 uur na inname moet u meer of vaker plassen. Moet u veel plassen op onhandige momenten? Dan kunt het tijdstip van inname aanpassen. Neem furosemide niet later in dan 17.00 uur. Anders moet u 's nachts vaak opstaan om te plassen.


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Gnm bij hartfalen
  • RAS-remmen; ACE-remmer  of ARB (angiotensine receptor blokker)
  • Evt met lisdiuretica bij vochtretentie
  • Evt lage dosis Beta-blokker of aldosteronantagonist 
  • Cardioloog kan ook nog digoxine toevoegen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Oefenen!!!

Medicatiebeoordelings
gesprek 


Slide 31 - Slide

This item has no instructions