H4.2 les 1 1 kgt

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Vandaag gaan we:

• Herhalen wat we de vorige les hebben gedaan
• gelegenheid tot het stellen van vragen over het gemaakte huiswerk
• vooruit kijken naar het volgende huiswerk
• wat moet je doen voor de volgende les
• afsluiten

Een bedrijfskolom is...

1. een stapel bedrijven
2. samenwerkende bedrijven aan een product

Wat is de laatste schakel in de bedrijfskolom?

1. Consument
2. Groothandel
3. Web shop
4. Winkel

Wat is de juiste volgorde van de bedrijfskolom?

1. Supermarkt, groothandel, kaasfabriek, boederij
2. boerderij, kaasfabriek, groothandel, supermarkt, consument
3. boerderij, kaasfabriek, groothandel, supermarkt
4. groothandel, kaasfabriek, supermarkt, groothandel

Het meer waard worden van een product door een bewerking noem je:

1. productiefactoren
2. toegevoegde waarde
3. kapitaal
4. kapitaalgoederen

Stel jij hebt een eigen bedrijf en maakt 100 taarten voor hoeveel verkoop je ze dan?

1. Evenveel als de productiekosten
2. Je vraagt meer dan de productiekosten
3. Je vraagt minder dan de productiekosten

De verkoopprijs van een tablet is € 300.
De prijs is als volgt opgebouwd: grondstoffen € 110, arbeidskosten € 48, overige productiekosten € 30, winst € 102. Wat zijn de productiekosten?

1. € 78
2. € 110
3. € 158
4. € 188

Jay heeft 5 armbandjes gemaakt. De productiekosten waren €6,75. Wat was de kostprijs per armbandje?

1. €1,35
2. €6,75
3. €1,75
4. €33,75

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Er zijn drie productiesectoren.
Welke hoort er niet bij ?

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Commerciële bedrijven
4. Dienstverlenende bedrijven

Zijn er opdrachten of onderwerpen uit deze paragraaf waar je (extra) uitleg over zou willen hebben?

Leerdoelen:

• Je weet wat een ondernemer is
• Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is
• Je weet wat concurrenten zijn

Bekijk de film met de theorie over H4.2 (link in Magister)

Geef een voorbeeld van een ondernemer

Er zijn 3 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?

1. Natuur
2. Producten
3. Arbeid
4. Kapitaal

Welke productiefactoren zie je hier?
Noem de details.

Welke productiefactoren worden hier gebruikt?
Geef van elke een voorbeeld ?

Op de foto zie je hoe groene stroom opgewekt kan worden. De natuur zorgt voor de windkracht. Naast de natuur zijn er nog twee andere productiefactoren nodig voor de opwekking van groene stroom. 

Welke andere productiefactor is zichtbaar op de foto? Leg je antwoord uit. 

Tot slot:

1. Je gaat vraag 11 t/m 17 nakijken met het nakijkblad in de bijlage in Magister (als je de rekenvragen fout hebt bekijk je de film met de uitwerkingen).
2. Bekijk en beluister de uitleg van de theorie door de video te bekijken (link in Magister).
3. Je gaat vraag 22 t/m 28 maken en stuurt daarvan foto's op naar de juf.