Let op deze onregelmatige vormen:
être (zijn)
avoir (hebben)
faire (doen, maken)
aller (gaan)
De uitgangen blijven hetzelfde (wat daarvoor komt
niet):
je serai, tu seras, il sera, etc.
j'aurai, tu auras, il aura, etc.
je ferai, tu feras, il fera, etc.
j'irai, tu iras, il ira, etc.