Om te bepalen of je een
zww of een
kww in de zin hebt, moet je een aantal stappen volgen:
1. Is het werkwoord 1 van de 9 mogelijke koppelwerkwoorden (zijn, worden, blijven, blijken,lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen)?
Nee> Het werkwoord is een zww
Ja > 2. Gaat het in de zin om een plaats (waar iemand/iets is) of om een eigenschap/kenmerk (wat/hoe iemand/iets is)?
plaats> Het werkwoord is een zww.
eigenschap/kenmerk > Het werkwoord is een kww.