Hoofdstuk 1, 2, 3 Lezen Woordenschat Taalverzorging 1BK

Hoofdstuktoets 1, 2, 3
Lezen, Woordenschat, Taalverzorging
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuktoets 1, 2, 3
Lezen, Woordenschat, Taalverzorging

Slide 1 - Slide

Zoekend lezen
Wat is zoekend lezen? 

En wat is het voordeel van zoekend lezen?

Slide 2 - Slide

Waarom?
Soms wil je snel iets opzoeken in een tekst, bijvoorbeeld waar de vuurwerkshow plaatsvindt
 
Je hoeft dan niet de hele tekst te lezen. Je zoekt alleen het stukje tekst dat je nodig hebt. 

Dat stukje lees je precies

 

Slide 3 - Slide

Maar hoe dan?
Bekijk de titel en tussenkopjes. Je weet dan snel waar je moet zoeken.
Kijk naar anders gedrukte woorden (vet, schuin, gekleurd, onderstreept).
Let op opvallende tekens (bolletjes, nummeringen, sterretjes, enzovoort), tabellen, grafieken en afbeeldingen.   (km).

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
- Als je bijvoorbeeld de toegangsprijs van een concert zoekt, let je op een getal en op het euroteken (€). 

- Als je zoekt waar het concert is, let je op de afbeelding van het kaartje, de routebeschrijving of op de afkorting voor kilometer (km).

Slide 5 - Slide

Wat is geen voorbeeld van zoekend lezen?
A
Opzoeken wanneer het zomercarnaval in Rottedam is.
B
Hoe laat een voetbalwedstrijd begint
C
Een leesboek lezen.
D
Wanneer een voetbalwedstrijd wordt uitgezonden.

Slide 6 - Quiz

Wat is zoekend lezen?
A
de hele tekst precies doorlezen
B
de eerste en laatste zin van elke alinea lezen
C
op zoek gaan naar een speciaal stukje van de tekst
D
de tussenkopjes lezen

Slide 7 - Quiz

Synoniem
Daarom is het soms handige om te kijken of er in de zin of in de tekst een woord staat wat bijna het zelfde betekent.

Slide 8 - Slide

Dit noem je een synoniem
synoniem= 
- Een ander woord voor..
- Betekent bijna hetzelfde

Slide 9 - Slide

Synoniem
Docent- leraar
Kapot - stuk
Opmerkelijk- opvallend

Betekenen ongeveer hetzelfde. Dit noem je synoniemen

Slide 10 - Slide

Wat is een synoniem voor noteren

Slide 11 - Open question

Wat is een synoniem van intelligent

Slide 12 - Open question

Synoniem voor absent

Slide 13 - Open question

In de volgende zin staat een voorbeeld. Uit hoeveel delen bestaat het voorbeeld?
Honden kunnen ook mensen helpen. Sommige krijgen extra trainingen om hulphonden te worden, zoals blindengeleidehonden en speurhonden. Zij kunnen dan klusjes voor mensen doen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

In de volgende zin staat een voorbeeld. Kies het woord waarvan voorbeelden worden genoemd:
Honden kunnen ook mensen helpen. Sommige krijgen extra trainingen om hulphonden te worden, zoals blindengeleidehonden en speurhonden. Zij kunnen dan klusjes voor mensen doen.
A
Honden
B
helpen
C
extra trainingen
D
hulphonden

Slide 15 - Quiz

Je vindt het onderwerp door te vragen: wie of wat + […] .
A
pv
B
werkwoord
C
ow
D
doet iets

Slide 16 - Quiz

Ik vorm van een werkwoord
1: HELE WERKWOORD 
2: HAAL 'EN' ERAF
denken - ik denk
gieten - ik giet

Slide 17 - Slide

Eindigen op zen of ven? S en F
razen - ik raas
bonzen - ik bons
draven - ik draaf

Lekker lui, alleen de n
doen - ik doe
staan - ik sta
Pech! Medeklinker weg!
tillen - ik til
pakken - ik pak
zetten - ik zet

't klinkt lang, let op de klank
maken - ik maak
 
huren - ik huur
kopiëren - ik kopieer

Slide 18 - Slide

1. kopen - ik ...

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

3. betalen - ik ...

Slide 21 - Open question

2. zingen - ik ...

Slide 22 - Open question

Jij.... (zullen, tt) wel honger hebben

Slide 23 - Open question

Linda.... (willen, tt) graag met Niek naar de bioscoop

Slide 24 - Open question

Hij...... (kunnen, tt) goed piano spelen

Slide 25 - Open question

Jouw gekke tante.... (hebben, vt) altijd rare kleding

Slide 26 - Open question

Wij..... (zijn, vt) met de boot weg

Slide 27 - Open question

Tom.... (zijn, vt)in slaap gevallen

Slide 28 - Open question

Door het Corona virus ... (kunnen vt) wij niet met de bus

Slide 29 - Open question

Ik dacht de meester ons.... (zullen, vt) helpen?

Slide 30 - Open question

Wij ..... (kunnen, tt) lekkere taartjes maken

Slide 31 - Open question

Jij .... (zijn, tt) het meisje van mijn dromen

Slide 32 - Open question

Ik.... (hebben, tt) nieuwe klding.

Slide 33 - Open question