Rekenen 29-10-2020

1 / 25
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dit is een?
A
driehoek
B
vierhoek
C
vierkant
D
rechthoek

Slide 2 - Quiz

66 : 11 =
A
6
B
77
C
55
D
8

Slide 3 - Quiz

Hoe laat is het?
A
10 minuten over 9
B
9 minuten over 10
C
6 uur
D
2 uur

Slide 4 - Quiz

Dit is een?
A
vlieger
B
vierkant
C
ruit
D
cirkel

Slide 5 - Quiz

122 + 78 =
A
199
B
200
C
201
D
44

Slide 6 - Quiz

999 - 888 =
A
111
B
110
C
112
D
101

Slide 7 - Quiz

Hoe laat is het?
A
5 uur
B
half 8
C
kwart voor 4
D
10 over half 5

Slide 8 - Quiz

Dit is een?
A
vierkant
B
ruit
C
vlieger
D
driekant

Slide 9 - Quiz

2 - 4 - 6 - 8 -10 - .......
Wat is het volgende getal?
A
12
B
11
C
9
D
7

Slide 10 - Quiz

Wat is de helft van 44
A
88
B
22
C
11
D
33

Slide 11 - Quiz

Wat is het dubbele van 32?
A
23
B
16
C
64
D
36

Slide 12 - Quiz

Dit is een?
A
driekant
B
driehoek
C
driekeer
D
drieruit

Slide 13 - Quiz

Hoe laat is het?
A
kwart voor 8
B
drie uur
C
8 uur
D
13 minuten over 8

Slide 14 - Quiz

Mason heeft 17 euro. Hij koopt een doos domino voor 14 euro. Hoeveel euro houdt hij over?
A
31
B
3
C
14
D
5

Slide 15 - Quiz

Dit is een?
A
vlieger
B
ruit
C
vierkant
D
rechthoek

Slide 16 - Quiz

In een asiel zijn 12 konijnen. Er komen nog 6 konijnen bij. Hoeveel zijn er nu?
A
6
B
2
C
18
D
72

Slide 17 - Quiz

Het dubbele van 27
A
9
B
3
C
14
D
54

Slide 18 - Quiz

100 - 150 - 200 - 250 - ..........
Wat is het volgende getal?
A
300
B
350
C
225
D
500

Slide 19 - Quiz

Dit is een?
A
rechthoek
B
vierkant
C
vlieger
D
parallelogram

Slide 20 - Quiz

Karin vraagt 15 kinderen op haar verjaardag. 5 kunnen er niet. Hoeveel komen er nog?
A
10
B
20
C
75
D
3

Slide 21 - Quiz

De helft van 220?
A
110
B
440
C
22
D
200

Slide 22 - Quiz

Dit is een?
A
vierkant
B
rechthoek
C
vierhoek
D
cirkel

Slide 23 - Quiz

2 X 3 X 4 X 5 =
A
96
B
16
C
120
D
100

Slide 24 - Quiz

Yasmin heeft 9 euro. Ze koopt een bakje kersen voor 2 euro en een zak appels voor 3 euro. Hoeveel euro heeft ze nog over?
A
8 euro
B
3 euro
C
6 euro
D
4 euro

Slide 25 - Quiz