Module A2, zelfmanagement

Module A2
Zelfmanagement
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Module A2
Zelfmanagement

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Voorkennis activeren t.a.v. zelfmanagement
  • Jouw visie op zelfmanagement
  • Terugkoppeling 
  • Hoe werkt het oog (beknopt)
  • Opdracht uitwerken + nabespreken. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet jij over zelfmanagement?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 4 - Video


Welk voorbeelden van zelfmanagement kunnen jullie geven in relatie tot oogproblemen? 



Zelfscan
Maak de zelfscan zelfmanagement, door de stellingen die iets zeggen over jouw visie op zelfmanagement te beantwoorden. Bespreek jouw uitkomst na in jouw subgroep.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Terugkoppeling zelfscan

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Zelfmanagement van cliënten gaat vooral over 'zelf bepalen', niet alleen over 'zelf doen'.

Lees meer: https://www.zorgvoorbeter.nl/kennisbundel-zelfmanagement/wat-betekent-zelfmanagement
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn belangrijke aspecten van zelfmanagement voor
patiënten met chronische ziekten?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Noem voordelen van effectief zelfmanagement in de zorg

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Welke rol speelt technologie in zelfmanagement
voor zorgvragers?

Slide 10 - Mind map

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoe werkt het oog? 
1. Licht komt binnen: Licht van een object komt je oog binnen via het hoornvlies, het doorzichtige deel aan de voorkant van je oog.
2. Lens focust het licht: Het licht gaat door de lens, die het licht buigt en focust op het netvlies aan de achterkant van je oog.
3. Netvlies vangt het beeld op: Het netvlies is bedekt met lichtgevoelige cellen, staafjes (gevoelig voor licht, zwart/wit/grijs) en kegeltjes (minder gevoelig voor licht, kleuren) die het licht omzetten in elektrische signalen.
4. Signalen naar de hersenen: Deze elektrische signalen reizen via de oogzenuw naar je hersenen.
5. Hersenen maken het beeld: Je hersenen verwerken de signalen en vormen er een beeld van, zodat je kunt zien wat er voor je is.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welke oogziekten ken je?

Slide 16 - Mind map

Er zijn verschillende oogziekten die vaak voorkomen en die het gezichtsvermogen kunnen beïnvloeden. Hier zijn enkele van de meest voorkomende:
1. Glaucoom
Beschrijving: Een aandoening waarbij de oogdruk toeneemt, wat schade aan de oogzenuw kan veroorzaken.
Gevolgen: Kan leiden tot verlies van gezichtsvermogen als het niet behandeld wordt.
Behandeling: Oogdruppels, medicatie, of chirurgie om de oogdruk te verlagen1.
2. Staar (Cataract)
Beschrijving: Troebelheid van de ooglens, vaak door veroudering.
Gevolgen: Wazig zicht, problemen met nachtzicht, en het zien van halo’s rond lichtbronnen.
Behandeling: Chirurgische vervanging van de troebele lens door een kunstlens.
3. Maculadegeneratie
Beschrijving: Aantasting van de macula, het centrale deel van het netvlies.
Gevolgen: Verlies van centraal zicht, wat lezen en gezichten herkennen moeilijk maakt.
Behandeling: Afhankelijk van het type, kan medicatie of lasertherapie helpen1.
4. Diabetische Retinopathie
Beschrijving: Beschadiging van de bloedvaten in het netvlies door diabetes.
Gevolgen: Kan leiden tot gezichtsverlies en blindheid.
Behandeling: Regelmatige oogcontroles, controle van de bloedsuikerspiegel, en soms laserbehandeling.
5. Droge Ogen
Beschrijving: Een aandoening waarbij de ogen niet genoeg tranen produceren of de tranen van slechte kwaliteit zijn.
Gevolgen: Irritatie, branderigheid, en wazig zicht.
Behandeling: Kunsttranen, medicatie, en soms ingrepen om de traanproductie te verbeteren.
6. Netvliesloslating
Beschrijving: Het loskomen van het netvlies van de onderliggende weefsels.
Gevolgen: Kan leiden tot blindheid als het niet snel behandeld wordt.
Behandeling: Chirurgie om het netvlies weer op zijn plaats te zetten

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Aan de slag
Werk met je subgroep opdracht 2 A t/m I uit. De opdrachten worden klassikaal nabesproken.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is juist over glaucoom?
A
verzamelnaam voor netvlies aandoeningen
B
ooglensvertroebeling met als gevolg dat visusscherpte daalt
C
verhoogde druk in het oog met als gevolg verminderde visus, pijn en roodheid
D
Leeftijdsverziendheid doordat de elasticiteit van de weefsels vermindert

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is hemianopsie?
A
Ooglensvertroebeling
B
Verlies van de helft van het gezichtsvermogen aan een of beide ogen
C
Verhoogde druk in het oog met als gevolg verlies van gezichtsvermogen
D
Elasticiteit van de weefsels vermindert

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor ontstaat netvliesbeschadiging bij diabetes?
A
Te veel aan glucose beschadigt de bloedvaatjes en dus ook het netvlies.
B
Te hoog cholesterol gehalte beschadigt de kleine vaatjes in het netvlies
C
Door de afzetting van Ureum door eiwitstapeling ontstaan er visusproblemen
D
Glycogeen en Glucogon zijn ontregeld en veroorzaken pieken in de glucose

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Een veel voorkomende oogkwaal bij ouderen is maculadegeneratie, wat is dat?
A
Door de toename van kegels en staafjes ontstaat kleurenblindheid
B
Een continue kramp van de oogzenuw veroorzaakt slechtziendheid
C
Kwaliteit van de gele vlek (macula) neemt af. Het gezichtsvermogen vermindert
D
Hoog oestrogeen gehalte veroorzaakt schadelijke kristallen vh netvlies

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

In een ruimte met veel licht sluit je één oog af. Wat gebeurt er wanneer je het weer opent?
A
De pupil wordt kleiner doordat de radiale spiertjes in de iris samentrekken
B
De pupil wordt groter doordat de kringspiertjes in de iris samentrekken
C
De pupil wordt groter doordat de radiale spiertjes in de iris samentrekken
D
De pupil wordt kleiner doordat de kringspiertjes in de iris samentrekken

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

M.b.v. de kegeltjes kun je....
A
Kleuren zien
B
Waarnemen bij schemer
C
Details onderscheiden
D
Waarnemen in het donker

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Periode 6, Week 1:
Voor volgende bijeenkomst zelfstandig het ingesproken HC hyper en/of hypothyroïdie doornemen en de opdrachten uitwerken en inleveren op Itslearning. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Toets
In week 2, formatieve toets over thema 1 en 2:

  • Toets zal open staan van 8 november 8:00 uur tot 17 november 23:00 uur
  • 2 pogingen
Theorie uit ThiemeMeulenhof, PowerPoint, Verpleegkundig Vademecum

Slide 27 - Slide

This item has no instructions